ECLI:NL:HR:2012:BU8646
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie met betrekking tot overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 november 2009 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 3 april 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de bestreden uitspraak is vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van 21 maanden naar 20 maanden.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.