ECLI:NL:HR:2012:BU7630
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de motivering van de strafmodaliteit en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1954 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland', was in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad diende te beoordelen of de opgelegde strafmodaliteit, zoals door het Hof geformuleerd, een wettelijke grondslag had en of deze uitvoerbaar was.
De Hoge Raad overwoog dat de strafrechter de vrijheid heeft om in zijn strafmotivering een niet-bindend advies te geven over de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Echter, de rechter is niet bevoegd om bindend te beslissen over de wijze van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Het Hof had in zijn motivering aangegeven dat het verwachtte dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de vorm van elektronische detentie zou worden tenuitvoergelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof hiermee niet bindend had beslist over de wijze van tenuitvoerlegging, waardoor het middel van de verdachte tevergeefs was voorgesteld.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de strafoplegging in overeenstemming werd bevonden met de aard en ernst van de feiten. De Hoge Raad benadrukt dat de motivering van de strafmodaliteit niet in strijd is met de wet en dat de opgelegde straf uitvoerbaar is. Dit arrest draagt bij aan de verduidelijking van de bevoegdheden van de strafrechter met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en de rol van niet-bindende adviezen in de strafmotivering.