ECLI:NL:HR:2012:BU7628

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00645
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake de vordering van de benadeelde partij in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P. de Boer. De zaak betreft een strafzaak waarin de benadeelde partij, [A] B.V., zich in eerste aanleg had gevoegd, maar door de Rechtbank niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak van het Gerechtshof geen beslissing bevatte op de vordering van de benadeelde partij, hetgeen in strijd is met de artikelen 335 en 361 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN AT1812) en concludeert dat het Hof gehouden was om een met redenen omklede beslissing te nemen over de vordering van de benadeelde partij. Aangezien deze beslissing ontbrak, kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze geen beslissing bevatte omtrent de vordering van de benadeelde partij en wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de vordering en de strafoplegging. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

14 februari 2012
Strafkamer
nr. S 10/00645
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 januari 2010, nummer 23/002270-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging alsmede voor zover daarbij niet een beslissing is genomen over de vordering van de benadeelde partij [A] B.V., tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Blijkens de stukken van het geding heeft [A] B.V. zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. De Rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Bij de stukken bevindt zich een "voegingsformulier hoger beroep", dat blijkens een daarop geplaatst stempel op 24 augustus 2009 - dus voor de terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2010 - bij het Parket van het Hof is ingekomen. Dit stuk houdt in dat de benadeelde partij haar oorspronkelijke vordering wenst te handhaven.
De bestreden uitspraak bevat geen beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Ingevolge de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv was het Hof gehouden omtrent de vordering van de benadeelde partij een met redenen omklede beslissing te nemen (vgl. HR 10 mei 2005, LJN AT1812). De bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij geen beslissing is genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij [A] B.V. alsmede wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 14 februari 2012.