ECLI:NL:HR:2012:BU7628
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake de vordering van de benadeelde partij in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P. de Boer. De zaak betreft een strafzaak waarin de benadeelde partij, [A] B.V., zich in eerste aanleg had gevoegd, maar door de Rechtbank niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak van het Gerechtshof geen beslissing bevatte op de vordering van de benadeelde partij, hetgeen in strijd is met de artikelen 335 en 361 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN AT1812) en concludeert dat het Hof gehouden was om een met redenen omklede beslissing te nemen over de vordering van de benadeelde partij. Aangezien deze beslissing ontbrak, kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze geen beslissing bevatte omtrent de vordering van de benadeelde partij en wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de vordering en de strafoplegging. Het beroep is voor het overige verworpen.