18 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/00087
Hoge Raad der Nederlanden
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 oktober 2010, nummer 22/006459-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord, locatie De Grittenborgh" te Hoogeveen.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F. van Baarlen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vijfde middel
2.1. Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing tot verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen auto.
2.2. De bestreden uitspraak houdt wat betreft het beslag het volgende in:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen personenauto met kenteken [AA-00-BB] verbeurd zal worden verklaard.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto Volkswagen Golf kenteken [AA-00-BB], volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp van welke het onder 2 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren."
2.3.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 9 mei 2007 tot en met 21 mei 2007 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te bevorderen, anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededaders
- kontakten gelegd en/of onderhouden en/of (onder meer telefonische) afspraken gemaakt en/of ontmoetingen en/of besprekingen gehad en/of informatie verzameld en/of uitgewisseld en/of inlichtingen verschaft en/of berichten en/of boodschappen ontvangen en/of doorgegeven en/of verzonden onder meer over de container(s) (met nummer(s) [001] en/of [002]) en
- afspraken gemaakt voor het verder transporteren en/of opslaan van (een) container(s) met daarin cocaïne en
- contacten onderhouden met zijn mededader(s) en
- gezocht naar perso(o)n(en) met een bedrijf die de container(s) (met nummer(s) [001] en/of [002]) met bananen (met daarin de cocaïne) op kon(den) halen."
2.3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering door het Hof die is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3.
2.4. Het oordeel van het Hof dat de inbeslaggenomen auto vatbaar is voor verbeurdverklaring aangezien het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 2 bewezenverklaarde is begaan, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht, zodat de bestreden uitspraak in zoverre niet in stand kan blijven.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden.
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto;
vermindert de gevangenisstraf in die zin dat deze zes jaren beloopt;
wijst de zaak wat betreft de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto terug naar het Gerechtshof te
's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma en J. Wortel in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 september 2012.
6 maart 2012
Strafkamer
nr. S 11/00087
Hoge Raad der Nederlanden
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 oktober 2010, nummer 22/006459-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord, locatie De Grittenborgh" te Hoogeveen.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F. van Baarlen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het bij aanvullende schriftuur voorgestelde middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn aangezien in het geding gebrachte stukken in het procesdossier ontbreken. Dat betreft (1) een "Preliminair verweer van 82 pagina's en 439 punten" en (2) een stuk met de titel "verweer die de onschuld van [verdachte] onomstotelijk bewijst en enige extra klachten over schendingen van het EVRM".
2.2. De in het middel genoemde stukken bevinden zich niet in het dossier dat op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Griffier van de Hoge Raad is gezonden. Op grond van de ingewonnen inlichtingen moet worden aangenomen dat zij in het ongerede zijn geraakt, zodat dit verzuim onherstelbaar is.
2.3. In de regel moet een verzuim als waarvan hier sprake is wegens strijd met een behoorlijke procesorde tot nietigheid van het onderzoek leiden. In het onderhavige geval kan cassatie echter achterwege blijven nu het bestreden arrest een reeks van gemotiveerde beslissingen bevat omtrent door de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren alsmede aldaar ingenomen standpunten en in cassatie niet wordt geklaagd over de onvolledigheid of onjuistheid van die beslissingen. Onder deze omstandigheden moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat het Hof geen verweren, standpunten of verzoeken die een uitdrukkelijk antwoord behoefden, onbeantwoord heeft gelaten zodat zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet valt in te zien in welk concreet belang de verdachte door het verzuim is geschaad (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD8903, NJ 2002/448). Daarom faalt de klacht.
De Advocaat-Generaal heeft wegens gegrondbevinding van voormelde klacht geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Hij heeft zich niet uitgelaten over de overige voorgestelde klachten. De Hoge Raad is van oordeel dat hij daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 13 maart 2012;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 maart 2012.