ECLI:NL:HR:2012:BU7333

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00102
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake deelname aan criminele organisatie voor hennepteelt

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 april 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1964. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de op bedrijfsmatige wijze telen en verkopen van grote hoeveelheden hennep, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Opiumwet. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.S. Douma. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie en oordeelde dat het eerste middel, dat stelde dat het Hof niet gemotiveerd had beslist op een verweer dat in hoger beroep was gevoerd, feitelijke grondslag miste. Het proces-verbaal van de terechtzitting en de overgelegde pleitnota bevatten geen bewijs dat een dergelijk verweer was gevoerd. De Hoge Raad benadrukte dat het enkele handhaven van eerdere stellingen in algemene termen niet kan worden gezien als een uitdrukkelijke herhaling van een verweer dat in eerste aanleg was gevoerd.

Het tweede middel werd eveneens verworpen, omdat het niet leidde tot cassatie en geen nadere motivering vereiste. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en verwerpt het. Dit arrest is uitgesproken op 7 februari 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

7 februari 2012
Strafkamer
nr. S 11/00102
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 april 2010, nummer 22/000787-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.S. Douma, advocaat te Rijswijk, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof niet gemotiveerd heeft beslist op een ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2010 gevoerd verweer dat wat betreft het onder 10 tenlastegelegde feit geen sprake is van een criminele organisatie.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 10 bewezenverklaard dat:
"hij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 21 mei 2007 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie (te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en anderen) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het op bedrijfsmatige wijze telen en verkopen van grote hoeveelheden hennep, als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet."
2.3. Het middel mist feitelijke grondslag, aangezien het proces-verbaal van die terechtzitting noch de op die terechtzitting van het Hof overgelegde pleitnota inhoudt dat een dergelijk verweer aldaar is gevoerd. Het enkele in hoger beroep in algemene termen handhaven van "in primo ingenomen stellingen ten aanzien van het niet bestaan van een criminele organisatie" als weergegeven in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota welke aan het proces-verbaal van die terechtzitting is gehecht, kan niet gelden als een uitdrukkelijke herhaling van een eerste aanleg gevoerd verweer waarop het Hof had dienen te beslissen (vgl. HR 30 juni 1998, LJN ZC8329, NJ 1999/60).
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 7 februari 2012.