ECLI:NL:HR:2012:BU7290
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/03432 P. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1957, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdediging had een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vordering, op grond van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat klaagt over het verzuim van het Hof om te beslissen op dit beroep gegrond is. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat deze overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals eerder is vastgesteld in HR 17 juni 2008, LJN BD2578. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de uitspraak is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.