ECLI:NL:HR:2012:BU7290

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03432 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/03432 P. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1957, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdediging had een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vordering, op grond van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat klaagt over het verzuim van het Hof om te beslissen op dit beroep gegrond is. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat deze overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals eerder is vastgesteld in HR 17 juni 2008, LJN BD2578. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de uitspraak is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/03432 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 27 april 2010, nummer 21/002589-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op het door de verdediging gedane beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering als bedoeld in art. 36e Sr wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM.
2.2. Het middel is gegrond. Nochtans kan het niet tot cassatie leiden omdat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering als bedoeld in art. 36e Sr (vgl. HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008/358).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 24 januari 2012.