ECLI:NL:HR:2012:BU7281
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Herziening van de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel bij profijtontneming in drugszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een betrokkene die in hoger beroep was veroordeeld voor het invoeren van cocaïne. Het Hof had vastgesteld dat 30% van de ingevoerde partij cocaïne als betaling was afgedragen aan betrokken personen op Schiphol. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte 30% van de opbrengst na aftrek van kosten in mindering heeft gebracht, in plaats van 30% van de bruto opbrengst. Hierdoor heeft de Hoge Raad de schatting van het totale bedrag en de betalingsverplichting aan de Staat verbeterd en de zaak zelf afgedaan om doelmatigheidsredenen.
De Hoge Raad heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 89.785,25 bedraagt. Tevens is de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 76.000,-. De uitspraak van het Hof is vernietigd voor zover deze betrekking had op de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase, wat heeft geleid tot een lagere betalingsverplichting voor de betrokkene.
De zaak benadrukt het belang van een correcte berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen bij rechtsprocedures. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die door het Hof zijn vastgesteld, en heeft de uiteindelijke beslissing genomen in het belang van de rechtszekerheid en doelmatigheid.