ECLI:NL:HR:2012:BU7247

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03566
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de teruglevering van een perceel grond en de bewijskracht van de koop-/leveringsakte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruglevering van een perceel grond. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Duijvendijk-Brand, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak had zijn oorsprong in een vordering tot teruglevering van een deel van een perceel grond, waarover een geschil was ontstaan of dit gedeelte wel onderdeel uitmaakte van de verkoop. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank Utrecht en meerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De advocaat-generaal E.B. Rank-Berenschot had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de eiser in zijn beroep van het arrest van 7 juli 2009 en verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

13 januari 2012
Eerste Kamer
10/03566
EV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 196405/HA ZA 05-1254 van de rechtbank Utrecht van 18 juli 2007;
b. de arresten in de zaak 104.004.088 van het gerechtshof te Amsterdam van 9 september 2008, 7 juli 2009 en 4 mei 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn beroep van het arrest van 7 juli 2009 en verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 januari 2012.