ECLI:NL:HR:2012:BU6053
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over feitelijke zeggenschap over gestolen goederen in jeugdzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 15 juli 2009 in Nieuwegein betrokken was bij de diefstal van een tas met daarin sigaretten, een mobiele telefoon en een geldbedrag van ongeveer 20 euro. De verdachte had de spullen kort in handen gehad, maar stelde dat zij niet betrokken was bij de diefstal en enkel nieuwsgierig was naar de inhoud van de tas. De verdediging voerde aan dat de verdachte de tas direct had teruggegeven aan de medeverdachte en dat er geen opzet was om de gestolen goederen voorhanden te hebben.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de feiten onvoldoende was gemotiveerd. De gebezigde bewijsmiddelen gaven niet zonder meer aan dat de verdachte over de goederen een zodanige feitelijke zeggenschap had dat zij deze in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht voorhanden had. De enkele omstandigheid dat de verdachte de goederen kortstondig onder zich had om deze uit nieuwsgierigheid te bekijken, was onvoldoende om te concluderen dat zij opzet had. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waarin de verdachte een jeugdige is. De Hoge Raad bevestigt dat de motivering van de bewezenverklaring aan de eisen van de wet moet voldoen en dat een enkele feitelijke handeling niet automatisch leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.