Het rapport van Van Soest houdt in, voor zover van belang:
Onderzochte is een emotioneel onvolgroeide man, met een matig ontwikkeld zelfbeeld. Hij heeft een positieve zelfevaluatie, zo blijkt uit de testantwoorden, hetgeen een afdekking is van teleurstelling in zichzelf, zijn werksituatie en zijn omgang met zijn "vrienden". Ten aanzien van de diagnostiek: Er is sprake van een gedragstoornis en daarnaast een persoonlijkheidsstoornis.
Voordat er van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis kan worden gesproken, moet er sprake zijn van tenminste drie van de volgende zeven criteria.
1. Niet in staat zijn zich te conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet houden, zoals blijkt uit het bij herhaling tot handelingen komen die een reden voor arrestatie kunnen zijn.
2. Bij voortduring liegen en bedriegen.
3. Impulsiviteit of onvermogen vooruit te plannen.
4. Prikkelbaarheid en agressiviteit zoals blijkt uit bij herhaling komen tot vechtpartijen of geweldpleging.
5. Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen, onder andere tot uiting komt in onverantwoord drank- of druggebruik.
6. Constante onverantwoordelijkheid uit het herhaaldelijk niet in staat zijn werk te behouden of financiële verplichtingen na te komen.
7. Het ontbreken van spijtgevoelens, onverschilligheid of het wegrationaliseren van spijtgevoelens.
De criteria 1, 3, 4, 6 en 7 zijn aantoonbaar aanwezig blijkens onder andere het uittreksel uit het justitieel documentatieregister. Er is derhalve sprake van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.
De behandeling door De Meren is niet doorgegaan, omdat hij niet kwam opdagen. Hij vertelt daarover dat gedacht werd dat zijn broer die ook als eerste voorletter een O heeft, was uitgenodigd. Onderzochte vertelt dat zijn broer naar De Meren is vertrokken, maar het uiteindelijk niet heeft gevonden! Een behandeling op vrijwillige basis heeft weinig kans van slagen.
Een structuur die weinig ruimte biedt voor 'ontsnapping', waarbij de reclassering een controlerende taak zal moeten uitvoeren, is aan te bevelen.
Beantwoording van de vraagstelling
1. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een gedragstoornis. Daarnaast is er een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een anti sociale persoonlijkheidsstoornis.
2. Deze persoonlijkheidsstoornis en de gedragsstoornis bestonden ten tijde van het ten laste gelegde.
3. Het gedrag ten tijde van de gepleegde delicten werd hierdoor beïnvloed.
4. Onderzochte is wel in staat geweest de wederrechtelijkheid van de feiten in te zien, maar is op grond van de boven genoemde stoornissen minder dan de gemiddelde mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Onderzochte is impulsief, heeft een gebrekig invoelingsvermogen en een geringe ontwikkeling van de gewetensfuncties. Hij kan moeilijk omgaan met frustraties en is externalistisch georiënteerd. Hij zoekt de oorzaken van zijn problemen buiten zichzelf. Hij is op grond van voornoemde in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
5. De kans dat de onderzochte weer vergelijkbare delicten pleegt, acht onderzoeker groot indien er geen plan van aanpak is na zijn detentie. Daarover en over het te geven advies is contact geweest met de reclassering.
6. Een verplicht reclasseringscontact is aan te raden, vanuit het oogpunt van toekomstige arbeidsreïntegratie en van terugvalpreventie. Het aanbieden van structuur is noodzakelijk. Gezien de vele therapeutische interventies die al vanaf zijn 12e hebben plaatsgevonden rijst de vraag of onderzochte zal kunnen profiteren van (psycho)therapeutische interventies. Er lijkt na 1998 een periode te zijn geweest waarin hij niet of nauwelijks met justitie in aanraking kwam. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht (onderzochte ontkent) laat het zich aanzien dat er aan de stroom berovingen en (seksuele) geweldpleging geen einde is gekomen. De onderzochte is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De ernst van het ten laste gelegde en de frequentie waarmee onderzochte met politie en justitie in aanraking is geweest geven ruimte aan de gedachte dat er een forse sanctie genomen dient te worden.