ECLI:NL:HR:2012:BU5723

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over loondoorbetalingsverplichting van werkgever

In deze zaak gaat het om een executiegeschil waarbij de Hoge Raad op 10 februari 2012 uitspraak doet. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Fontijn, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest bevestigde een eerdere uitspraak waarin de werkgever was veroordeeld tot loondoorbetaling. De werkgever heeft in cassatie aangevoerd dat er omstandigheden zijn die de loondoorbetalingsverplichting zouden hebben doen eindigen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank en de kantonrechter, alsook naar het arrest van het hof, en concludeert dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel.

Uitspraak

10 februari 2012
Eerste Kamer
11/01007
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.J. Fontijn,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 320271/HA ZA 08-3166 van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 december 2008;
b. de vonnissen in de zaak 816725\CV EXPL 09-30 van de kantonrechter te Delft van 22 januari 2009 en 2 april 2009;
b. het arrest in de zaak 200.036.393/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 30 november 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk, en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president W.A.M. van Schendel op 10 februari 2012.