ECLI:NL:HR:2012:BU5623
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Beëindiging zakelijke samenwerking en beroep op bevrijdende verjaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen en een rechtspersoon, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin een geschil over de beëindiging van een zakelijke samenwerking en een geldvordering aan de orde was. De eisers hebben in hun cassatieklachten aangevoerd dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld over de verjaring van hun vordering. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante juridische bepalingen, waaronder artikel 3:307 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de bevrijdende verjaring.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De in de middelen aangevoerde klachten zijn niet van zodanige aard dat zij nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 5.051,34.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter, bijgestaan door de raadsheren F.B. Bakels en C.E. Drion. De openbare uitspraak is gedaan door raadsheer J.C. van Oven. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, met name in zaken die betrekking hebben op de verjaring van vorderingen en de beëindiging van zakelijke samenwerkingen.