ECLI:NL:HR:2012:BU5613

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03008
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het Uitvoeringsorgaan AZV om aanvullende declaraties zorgaanbieder te betalen en de juridische kwalificatie daarvan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BOTICA SANTA ANNA N.V. (BSA), eiseres tot cassatie, en het UITVOERINGSORGAAN AZV, verweerder in cassatie. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsorgaan om aanvullende declaraties van BSA, een apotheek in Aruba, te betalen. BSA had maandelijks declaraties ingediend voor verstrekte geneesmiddelen aan verzekerden onder de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (LvAZV). Echter, de maanddeclaraties over de periode van juni 2004 tot en met oktober 2005 bevatten onjuiste opgaven door een fout in het gebruikte computerprogramma. Na het wijzen op deze fout door BSA, weigerde het Uitvoeringsorgaan de betaling op basis van gecorrigeerde opgaven.

BSA vorderde in de procedure een bedrag van Afl 259.757,91, het verschil tussen het door het Uitvoeringsorgaan betaalde bedrag en het bedrag waarop zij recht had. Het gerecht in eerste aanleg heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen. In hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de vraag aan de orde gesteld of de brief van het Uitvoeringsorgaan van 24 april 2006 een beschikking oplevert in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR). Het hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord, wat leidde tot niet-ontvankelijkheid van BSA in haar vordering.

De Hoge Raad heeft het vonnis van het hof vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof verwezen. De Hoge Raad oordeelde dat de weigering van het Uitvoeringsorgaan om de verzochte aanvullende vergoeding te betalen geen beschikking oplevert in de zin van de LAR, omdat het Uitvoeringsorgaan handelt in het kader van zijn privaatrechtelijke verplichtingen. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt dat de uitvoering van publieke taken door de overheid niet uitsluit dat er rechtshandelingen naar burgerlijk recht plaatsvinden. De Hoge Raad heeft het Uitvoeringsorgaan bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

20 januari 2012
Eerste Kamer
10/03008
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BOTICA SANTA ANNA N.V.,
gevestigd in Aruba,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
UITVOERINGSORGAAN AZV,
gevestigd in Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als BSA en het Uitvoeringsorgaan.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1302 van 2006 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 26 september 2007 en 2 april 2008;
b. de vonnissen in de zaak AR 1302/06 - H 491/08 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 16 juli 2009 (tussenvonnis) en 8 december 2009 (eindvonnis).
Het eindvonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van het hof heeft BSA beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen het Uitvoeringsorgaan is verstek verleend.
De zaak is voor BSA toegelicht door mr. R.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) BSA exploiteert een apotheek in Aruba. Het Uitvoeringsorgaan is belast met de uitvoering van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: LvAZV).
(ii) Tussen BSA en het Uitvoeringsorgaan is geen overeenkomst als voorgeschreven in art. 39 lid 1 LvAZV tot stand gekomen, omdat partijen dienaangaande geen wilsovereenstemming hebben bereikt.
(iii) BSA verstrekt geneesmiddelen aan de verzekerden in de zin van de LvAZV. Zij dient in verband daarmee maandelijks declaraties in bij het Uitvoeringsorgaan. Op basis daarvan verricht het Uitvoeringsorgaan, na controle, betalingen aan BSA.
(iv) De maanddeclaraties van BSA over de maanden juni 2004 tot en met oktober 2005, ingediend in de periode van juli 2004 tot en met november 2005, bevatten onjuiste opgaven. Dit is door een fout in het door BSA gebruikte computerprogramma veroorzaakt. Op basis van die maanddeclaraties heeft het Uitvoeringsorgaan betalingen verricht.
(v) Bij brieven van 16 november 2005 en 31 maart 2006 heeft BSA het Uitvoeringsorgaan op de fout in het computerprogramma gewezen en betaling verzocht op basis van gecorrigeerde opgaven. Bij brief van 24 april 2006 heeft het Uitvoeringsorgaan de verzochte betaling geweigerd.
3.2 BSA vordert in de procedure Afl 259.757,91 van het Uitvoeringsorgaan, zijnde volgens haar het verschil tussen het haar door het Uitvoeringsorgaan betaalde bedrag en het bedrag waarop zij recht had over de periode die hiervoor is genoemd. Het gerecht in eerste aanleg heeft deze vordering toegewezen tot een bedrag van Afl 231.666,30.
In hoger beroep heeft het hof ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of de hiervoor genoemde brief van het Uitvoeringsorgaan van 24 april 2006 een beschikking oplevert in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de LAR), nu deze een beslissing lijkt in te houden over de aanspraak die BSA kan maken op gelden uit het Algemeen Fonds Ziektekosten als bedoeld in art. 2 lid 1 LvAZV. Na partijen de gelegenheid te hebben gegeven zich over deze vraag uit te laten, heeft het hof deze vraag bevestigend beantwoord. Op grond daarvan heeft het hof BSA alsnog niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.
Het middel keert zich tegen deze beslissing.
3.3.1 Op grond van de LvAZV voert het Uitvoeringsorgaan de hem bij die verordening opgedragen taak uit door het sluiten van overeenkomsten met in de gezondheidszorg werkzame personen en instellingen. Het verricht uit het Algemeen Fonds Ziektekosten betalingen aan deze personen en instellingen op grond van deze overeenkomsten. Aldus voldoet het Uitvoeringsorgaan aan zijn verplichtingen jegens de verzekerden.
3.3.2 Het hof heeft zijn oordeel dat de brief van 24 april 2006 een beschikking oplevert in de zin van de LAR daarop doen steunen dat het nakomen van de verplichtingen jegens de verzekerden door het Uitvoeringsorgaan een publieke taak betreft. Daarom is volgens het hof de weigering gelden te verstrekken uit het Algemeen Fonds Ziektekosten geen rechtshandeling naar burgerlijk recht, ook al is door de regering bij de totstandkoming van de LvAZV opgemerkt dat de verhouding tussen het Uitvoeringsorgaan en de zorgaanbieders een privaatrechtelijk karakter heeft.
3.3.3 Het middel klaagt terecht dat dit oordeel onjuist is. De overheid handelt steeds ter uitvoering van haar publieke taak, ook indien zij rechtshandelingen naar burgerlijk recht verricht. Het feit dat sprake is van de uitvoering van een publieke taak, betekent niet dat geen sprake is van een rechtshandeling naar burgerlijk recht. Zoals het hof aanhaalt, en meer uitvoerig wordt weergegeven in 2.7 en 2.8 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, heeft de Arubaanse wetgever, in navolging van de toenmalige Nederlandse Ziekenfondswet, gekozen voor genoemd stelsel, waarbij het Uitvoeringsorgaan aan zijn verplichtingen voldoet door het aangaan van overeenkomsten, derhalve rechtshandelingen naar burgerlijk recht, zulks in verband met de daaraan verbonden voordelen. Van een publiekrechtelijke bevoegdheid, waarvan de uitoefening een beschikking oplevert in de zin van de LAR, is daarbij geen sprake. Art. 2 lid 2, aanhef en onder a, LAR zondert rechtshandelingen naar burgerlijk recht uit van het begrip beschikking in de zin van die landsverordening. Tegen de weigering van het Uitvoeringsorgaan om de door BSA verzochte aanvullende vergoeding te betalen staat dan ook niet de bestuursrechtelijke rechtsgang van de LAR open.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 8 december 2009;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof;
veroordeelt het Uitvoeringsorgaan in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BSA begroot op € 3.049,18 aan verschotten en € 2.600,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 20 januari 2012.