ECLI:NL:HR:2012:BU5319

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05162
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van proeftijd en taakstraf in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep ingesteld tegen de vastgestelde proeftijd van drie jaren en de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren had vastgesteld, aangezien de wet (art. 14b.2 (oud) jo 14c.1 (oud) Sr) bepaalt dat de proeftijd ten hoogste twee jaren kan bedragen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel ten aanzien van de proeftijd en het aantal uren taakstraf. De proeftijd werd vastgesteld op twee jaren en het aantal uren taakstraf werd verminderd naar 152 uren, subsidiair 76 dagen hechtenis.

Daarnaast werd in de uitspraak aandacht besteed aan de redelijke termijn van de procedure, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad oordeelde dat deze termijn was overschreden, wat leidde tot een verdere vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 160 uren naar 152 uren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen en de opgelegde gevangenisstraf van vier maanden niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit zou schuldig maken of de bijzondere voorwaarden niet zou naleven.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van wettelijke bepalingen omtrent proeftijd en taakstraffen, evenals de bescherming van de rechten van de verdachte in het licht van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/05162
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 november 2009, nummer 20/002928-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de proeftijd en de opgelegde taakstraf, tot bepaling van die proeftijd op twee jaar, tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren heeft vastgesteld.
2.2. Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer in:
"veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Eindhoven en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte;
geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat:
1. verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belanghebbende personen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen;
2. verdachte gedurende de proeftijd zich niet zal ophouden in de [a-straat], de [b-straat] en de [c-straat] te [plaats]."
2.3. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene voorwaarde, nu de proeftijd ten aanzien van die voorwaarde - gelet op art. 14b, tweede lid (oud), in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kan bedragen. Voorts heeft het Hof op de gronden als vermeld in HR 30 oktober 2007, LJN BB3999, NJ 2008/146 ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de gestelde bijzondere voorwaarden. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
4. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de vastgestelde proeftijd van drie jaren en het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
bepaalt dat de door het Hof opgelegde gevangenisstraf van vier maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de in de bestreden uitspraak omschreven bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 152 uren, subsidiair 76 dagen hechtenis, bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 24 januari 2012.