ECLI:NL:HR:2012:BU5263

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04863 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake beslag op inbeslaggenomen voorwerp

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda van 5 november 2010. De klager, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], had een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van een inbeslaggenomen personenauto, een Mercedes-Benz CLS 320 CDI met kenteken [AA-00-BB]. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarop de klager in cassatie ging.

De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen een ander dan de klager, die in dit geval de inbeslaggenomen auto betrof, betekende dat de klager geen belang meer had bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank. De Hoge Raad stelde vast dat de bestreden beschikking een beslissing was gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter over het beslag. Hierdoor kon er op het bestaande klaagschrift geen andere beslissing meer volgen. Dit is in overeenstemming met artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de situatie pas anders is nadat de beslissing tot verbeurdverklaring in de strafzaak uitvoerbaar is geworden.

De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche, tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04863 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda van 5 november 2010, nummer RK 10/721, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank van 5 november 2010, waarbij een klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen personenauto met kenteken [AA-00-BB] ongegrond is verklaard.
2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een verkort vonnis van 20 september 2011 van de Rechtbank te Breda in de strafzaak tegen [betrokkene 1], onder wie de personenauto in beslag is genomen. Dit vonnis, waartegen hoger beroep is ingesteld, houdt - voor zover hier van belang - in:
"Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Mercedes-Benz, type CLS 320 CDI, voorzien van kenteken [AA-00-BB]."
2.3. Deze beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen een ander dan de klager betekent dat de klager, die teruggave heeft verzocht van het voorwerp ten aanzien waarvan in voormeld - nog niet onherroepelijk - vonnis is beslist, geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank van 5 november 2010, waarin zijn beklag ongegrond is verklaard. In de bestreden beschikking is immers naar zijn aard een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter dienaangaande. Door de beslissing omtrent het beslag in vorenbedoelde strafzaak kan op het bestaande klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen. Dit is ingevolge art. 552b Sv eerst anders nadat de beslissing tot verbeurdverklaring in de strafzaak uitvoerbaar is geworden. De klager dient daarom in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2012.