ECLI:NL:HR:2012:BU4232

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01977
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en gevolgen voor de opgelegde straf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1969, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij een taakstraf van 120 uren was opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. De advocaat van de verdachte, mr. H. Sytema, had een middel van cassatie voorgesteld, waarbij werd geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad constateerde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden.

De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel de redelijke termijn was overschreden, de opgelegde straf en de mate van overschrijding zodanig waren dat er geen aanleiding was om aan het oordeel dat de redelijke termijn was overschreden enige rechtsgevolg te verbinden. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn zonder verdere rechtsgevolgen.

Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de redelijke termijn in cassatie en de gevolgen daarvan voor de opgelegde straf verduidelijkt. De uitspraak benadrukt dat niet elke overschrijding van de redelijke termijn automatisch leidt tot rechtsgevolgen, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 09/01977
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 mei 2009, nummer 22/005682-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 januari 2012.