ECLI:NL:HR:2012:BU4227
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Salduz-verweer en bewijsuitsluiting in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en cocaïne, en voor het afleveren en verkopen van deze verdovende middelen in België. De verdachte had in eerste instantie een belastende verklaring afgelegd tijdens haar eerste verhoor door de politie, zonder voorafgaand een raadsman te hebben geraadpleegd. Het Hof had geoordeeld dat deze verklaring bruikbaar was voor het bewijs, omdat de verdachte na raadpleging van haar advocaat in latere verhoren niet was teruggekomen op haar eerdere verklaringen en zichzelf bleef belasten.
De verdediging voerde aan dat de verklaring uitgesloten moest worden van het bewijs, verwijzend naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de verklaring van de verdachte tot het bewijs te bezigen, ondanks het feit dat zij niet in de gelegenheid was gesteld een raadsman te raadplegen voorafgaand aan haar eerste verhoor. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor hernieuwde behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op rechtsbijstand en de gevolgen van het niet bieden van deze mogelijkheid aan verdachten tijdens politieverhoren. De Hoge Raad bevestigde dat de waarborgen van een eerlijk proces, zoals vastgelegd in de Europese regelgeving, ook in de Nederlandse rechtspraktijk moeten worden gerespecteerd.