ECLI:NL:HR:2012:BU4201

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01982
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en gevolgen voor de opgelegde straf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis. De advocaat van de verdachte, mr. H. Sytema, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij werd geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

De Hoge Raad heeft geconstateerd dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Ondanks de vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolg aan deze constatering verbonden hoeft te worden. Dit is mede gebaseerd op de opgelegde straf aan de verdachte, die bestond uit een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de mate van overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een wijziging van de opgelegde straf.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand is gebleven. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 09/01982
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 mei 2009, nummer 22/005684-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 januari 2012.