ECLI:NL:HR:2012:BU4006
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1988 en wonende te [woonplaats]. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2010. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, wat in strijd was met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van middelen binnen de gestelde termijn om ontvankelijkheid in cassatie te waarborgen.