ECLI:NL:HR:2012:BU3997

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01054
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 25 oktober 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland' te Haarlem. De verdachte was eerder door de Rechtbank te Dordrecht op 22 januari 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen. Het Gerechtshof bevestigde in hoger beroep het vonnis van de Rechtbank, met uitzondering van de beslissingen inzake de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.

De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.J.W.F. Deen. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel, maar tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet kan leiden tot cassatie, aangezien het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 17 januari 2012 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 11/01054
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 oktober 2010, nummer 22/000515-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland, locatie Haarlem" te Haarlem.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - (de Hoge Raad leest:) behoudens wat betreft de beslissingen inzake de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel - bevestigd het vonnis van de Rechtbank te Dordrecht van 22 januari 2009, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Het Hof heeft omtrent de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] beslist zoals in het bestreden arrest is weergegeven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het Hof het vonnis wat betreft de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de oplegging ten behoeve van de benadeelde partij van een schadevergoedingsmaatregel heeft bevestigd, dat de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank in zoverre vernietigt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 januari 2012.