ECLI:NL:HR:2012:BU2903
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek tot verlenging proeftijd en bewijsvoering in kinderpornozaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1942, was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno. Het Hof had de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf verlengd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze proeftijd al was verstreken ten tijde van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof over de verlenging van de proeftijd, omdat een dergelijke beslissing alleen kan worden genomen gedurende de proeftijd zelf.
Daarnaast werd er in de cassatieprocedure geklaagd over de bewijsvoering. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van kinderporno in zijn woning. Het Hof had echter overwogen dat de verdachte als bewoner van de woning moest weten wat zich daarin bevond, vooral gezien de omstandigheden waaronder de videobanden waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de bewijsvoering voldoende was.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en de beslissing tot verlenging van de proeftijd. De Hoge Raad volgde deze conclusie en vernietigde de bestreden uitspraak, maar verwerpt het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd tot zeven maanden en twee weken, en de overige middelen van de verdediging konden niet tot cassatie leiden.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke en onderbouwde verzoeken in het strafproces, evenals de strikte toepassing van de regels omtrent proeftijd en bewijsvoering in strafzaken.