ECLI:NL:HR:2012:BU2863
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake de toepassing van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was in cassatie gegaan tegen de verwerping van zijn verweer dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging, omdat hij een beroep deed op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. Dit artikel stelt dat vluchtelingen die illegaal een land binnenkomen, niet gestraft mogen worden, mits zij zich onmiddellijk bij de autoriteiten melden en goede redenen voor hun illegale binnenkomst kunnen aanvoeren.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste en te beperkte uitleg had gegeven aan artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. Het Hof had geoordeeld dat het Openbaar Ministerie alleen niet ontvankelijk kon worden verklaard als op voorhand evident was dat de voorwaarden van artikel 31 van toepassing waren. De Hoge Raad herhaalde echter dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen illegale binnenkomst en het bezit van valse identiteitspapieren. Dit oordeel was in strijd met de bedoeling van het Vluchtelingenverdrag, dat vluchtelingen moet beschermen tegen vervolging.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste toepassing van het Vluchtelingenverdrag in strafzaken en de bescherming van vluchtelingen tegen strafvervolging.