ECLI:NL:HR:2012:BU2046
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een cassatieberoep inzake onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de klaagster, die in detentie zat ten tijde van de aanzegging. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin zij verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen en om te bepalen dat er geen kennis mocht worden genomen van gegevens die uit deze voorwerpen waren verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de wet geen bepaling kent die de zittingsrechter bevoegd verklaart om bewijsmateriaal dat als onrechtmatig is verkregen, uit het dossier te verwijderen. Dit betekent dat de klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep. De Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Hof, dat de klaagster niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar beklag, en stelt dat de middelen van cassatie buiten bespreking moeten blijven. De uitspraak is gedaan op 17 januari 2012, na een eerdere beslissing van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 1 december 2010 had geoordeeld over het klaagschrift van de klaagster. De zaak betreft de inbeslagname van goederen tijdens doorzoekingen in de woning van de klaagster in oktober 2008 en haar aanhouding in januari 2009. De Hoge Raad benadrukt dat er geen wettelijke basis is voor het verwijderen van stukken uit het procesdossier na de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting.