ECLI:NL:HR:2012:BU2024
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de beëdiging van deskundige in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin de deskundige A.H.M. Kooij was beëdigd. De verdachte stelde dat de deskundige niet op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat deze klacht bevatte, feitelijke grondslag mist. De deskundige had onder ede verklaard de gehele waarheid te zeggen en zijn taak naar zijn geweten te vervullen, wat voldeed aan de eisen van artikel 51m, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeerde dat de beëdiging van de deskundige correct was verlopen en dat het beroep van de verdachte niet kon leiden tot cassatie.
De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. G. Spong, en de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. R. Kertokarijo, hun standpunten naar voren brachten. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen die door de verdediging waren voorgesteld, niet tot cassatie konden leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van het Gerechtshof, waarmee de rechtsgang werd afgesloten.