ECLI:NL:HR:2012:BU2024

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de beëdiging van deskundige in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin de deskundige A.H.M. Kooij was beëdigd. De verdachte stelde dat de deskundige niet op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat deze klacht bevatte, feitelijke grondslag mist. De deskundige had onder ede verklaard de gehele waarheid te zeggen en zijn taak naar zijn geweten te vervullen, wat voldeed aan de eisen van artikel 51m, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeerde dat de beëdiging van de deskundige correct was verlopen en dat het beroep van de verdachte niet kon leiden tot cassatie.

De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. G. Spong, en de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. R. Kertokarijo, hun standpunten naar voren brachten. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen die door de verdediging waren voorgesteld, niet tot cassatie konden leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van het Gerechtshof, waarmee de rechtsgang werd afgesloten.

Uitspraak

31 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04182
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 mei 2010, nummer 24/001384-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft mr. R. Kertokarijo, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman van de verdachte en de advocaat van de benadeelde partij hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel
2.1. Het middel klaagt dat de deskundige niet de bij de wet voorgeschreven eed heeft afgelegd.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2010 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter doet de getuige-deskundige de zittingszaal binnen brengen.
De voorzitter doet vervolgens die getuige-deskundige A.H.M. Kooij voor het hof verschijnen. Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboortedatum, woon- of verblijfplaats en beroep, zoals hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van de verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de eed af als getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, alles voor zover hieronder niet anders is vermeld.
De getuige-deskundige wordt tevens als deskundige gehoord en legt behalve voornoemde eed ook de eed af, dat hij zijn taak naar geweten zal vervullen, alles voor zover hieronder niet anders is vermeld."
2.3. Art. 51m, tweede lid, Sv luidt:
"De deskundige wordt bij zijn verhoor op de terechtzitting beëdigd dat hij naar waarheid en zijn geweten zal verklaren."
2.4. Uit het onder 2.2 weergegeven proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat A.H.M. Kooij onder ede heeft verklaard zowel de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen als zijn taak naar zijn geweten te zullen
vervullen. Aldus is voldaan aan de in art. 51m, tweede lid, Sv voor de beëdiging van de deskundige gestelde eis. Het middel mist derhalve feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 31 januari 2012.