ECLI:NL:HR:2012:BT8921

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de betrouwbaarheid van verklaringen van medeverdachten in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden', had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De kern van de zaak betreft de betrouwbaarheid van verklaringen van medeverdachten, die door de verdediging als inconsistent en onbetrouwbaar werden bestempeld. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de medeverdachte onvoldoende steun boden voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, waaronder meerdere berovingen en pogingen daartoe. Het Hof had echter geoordeeld dat de verklaringen van de medeverdachte consistent waren en dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor bepaalde feiten, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn beslissing op voldoende gronden had gebaseerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van de consistentie van verklaringen van medeverdachten in het bewijsproces en de rol van de rechter in de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenissen.

Uitspraak

Uitspraak
10 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04137
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 september 2010, nummer 22/004736-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haaglanden, locatie Scheveningen" te 's-Gravenhage.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de onder 1 sub 6 en 2 tenlastegelegde feiten en de strafoplegging en in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. Meer in het bijzonder richt het zich tegen de verwerping van een verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van verklaringen van een medeverdachte.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
"1.
hij op
3) 15 februari 2009 te 's-Gravenhage (omgeving Melis Stokelaan) en
4) 28 februari 2009 te 's-Gravenhage (omgeving Mosselsingel) en
6) 21 december 2008 te 's-Gravenhage (omgeving Laan van Hoornwijck) en
7) 6 februari 2009 te Delft (omgeving Van Leeuwenlaan) en
8) 22 december 2008 te 's-Gravenhage (omgeving Nieboerweg),
althans in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin verschillende goederen en/of een geldbedrag, telkens geheel of ten dele toebehorende aan
3) [slachtoffer 1] of
4) [slachtoffer 2] of
6) [slachtoffer 3] of
7) [slachtoffer 4] of
8) [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstallen werden voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstallen voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond (en) uit het
- op het hoofd van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een vuurwapen op voor [slachtoffer 4] zichtbare wijze in handen houden
en/of
- roepen/zeggen tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]: "Geef je geld" en/of "Geef je tas" en/of "Geef hier", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of
- onverhoeds afpakken van die tas
en
hij op 15 februari 2009 te 's-Gravenhage (omgeving Paul Krugerlaan), ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas, toebehorende aan [slachtoffer 6] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- heeft getrokken aan de tas van [slachtoffer 6] en
- een vuurwapen heeft gericht op het hoofd van [slachtoffer 6] en
- tegen [slachtoffer 6] heeft gezegd: "Geef je tas",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 december 2008 te Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met daarin verschillende goederen en geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- versperren van de doorgang en
- vastpakken van de fiets van [slachtoffer 7] en
- richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 7] en
- roepen/zeggen tegen [slachtoffer 7]: "Geef alles" of "Geef hier, geef hier", althans woorden van gelijke aard of strekking."
2.3.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"De bewijsconstructie van het Hof komt kort gezegd er in die gevallen op neer, dat de aangiftes en verklaringen van medeverdachte [medeverdachte], in combinatie met enkele bevindingen van de politie, redengevend zouden zijn voor het bewijs. Het bewijs is echter naar mijn mening daarvoor niet zonder meer toereikend. Het moge zo zijn, dat [medeverdachte] in een vriendenclubje zat waarin ook mijn cliënt regelmatig zich ophield, doch vaak was hij er ook niet bij als [medeverdachte] op pad ging. [Medeverdachte] handelde ook regelmatig impulsief en ging met enkele anderen uit dat clubje op pad. Hij verklaarde ook niet altijd gedetailleerd en specifiek en haalt regelmatig namen door elkaar. Regelmatig gelooft de politie hem niet. Hij bagatelliseert ook zijn eigen betrokkenheid. De verhalen die hij over mijn cliënt heeft verteld dienen voor het bewijs gepasseerd en uitgesloten te worden, aangezien zij onvoldoende consistent en niet altijd even betrouwbaar zijn. Zij dienen behoedzaam beoordeeld te worden, terwijl zij ook geen zekerheid verschaffen over de gestelde betrokkenheid van mijn cliënt, die erkent wat hij misdaan heeft en ontkent wat hij niet gedaan heeft. (...)
(3) zaak 3 (Zuiderpark)
beroving [slachtoffer 1] op de Melis Stokelaan in Den Haag
Cliënt ontkent dit feit. Hij is niet herkend. Ook is zijn shawl niet door getuigen gezien. Voor dit feit heeft de rechter-commissaris ook geen ernstige bezwaren aanwezig geacht, terwijl nadien geen aanvullende belastende bewijsmiddelen aan de stukken zijn toegevoegd. [Slachtoffer 1] verklaart een accent gehoord te hebben bij de dader. Mijn cliënt spreekt echter accentloos Nederlands.
Ook verklaarde [slachtoffer 1] er zeker van te zijn dat het om een revolver ging, zij kent het verschil tussen een pistool en een revolver goed vanwege het werk van haar vader. Echter, geen van de drie verdachte mannen is of was in het bezit van een revolver.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] staat teveel op zich, wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen met zelfstandige betekenis en dient om hetgeen hiervoor is aangevoerd gepasseerd te worden. Andere voor cliënt belastende wettige bewijsmiddelen met zelfstandige bewijsbetekenis heb ik in de stukken niet aangetroffen, zodat het bewijs tekort schiet en cliënt van dit feit alsnog dient te worden vrijgesproken.
(6) zaak 6 Laan van Hoornwijck, Ypenburg/Leidschenveen beroving [slachtoffer 3] op de Laan van Hoornwijck in Den Haag
De aangeefster beschrijft twee Marokkaans/Turkse daders die met zo'n accent spreken, en geeft ook op enkele andere punten een signalement af. Dat is allemaal niet op mijn cliënt toepasselijk.
De door aangeefster beschreven zilverkleurige personenauto heeft ook geen zelfstandige betekenis als bewijsmiddel, aangezien dit niets of te weinig zegt over mijn cliënt.
Het aantreffen van een pinbon in de kamer van [medeverdachte] zegt evenmin iets over mijn cliënt. Volgens [medeverdachte] zou mijn cliënt ook nooit geweld gebruiken. Er is weliswaar voor het overige een voor cliënt belastende verklaring van [medeverdachte], maar zelfs de politie gelooft hem niet, en denkt kennelijk dat hijzelf dit feit heeft begaan. Het is zijn verklaring tegen die van mijn cliënt. Zoals de politie terecht opmerkt tijdens het verhoor. Cruciaal vind ik verder dat de belastende verklaring van [medeverdachte] niet wordt bevestigd door andere zelfstandige wettige bewijsmiddelen. Er is veel te veel twijfel. Het bewijs schiet dus tekort, zodat vrijspraak behoort te volgen.
(8) zaak 8 Niebergweg, Segbroek
beroving [slachtoffer 5] op 22 december 2008 op de Nieboerweg in Den Haag
Cliënt ontkent ook dit feit. Sporenonderzoek aan de fiets van het slachtoffer levert geen belastend bewijs op tegen mijn cliënt. De door aangever [slachtoffer 5] omschreven Palestijnse shawl is niet op cliënt toepasselijk, die een geheel andere shawl heeft. Er is geen belastend voorwerp bij cliënt aangetroffen.
Dat er een grijze auto in de omgeving van de plaats delict zou zijn weggereden is op zichzelf bezien niet belastend, aangezien het niets of te weinig zegt over mijn cliënt.
Dat [slachtoffer] de rugtas van zijn slachtoffer weet te beschrijven zegt meer iets over hemzelf dan over mijn cliënt; wellicht heeft hij zelf die rugtas meegenomen.
Hetgeen ik eerder in mijn pleidooi over medeverdachte [medeverdachte] heb gezegd, heeft ook bij dit feit te gelden. Het uiterst summiere bewijs, in het bijzonder de ongeloofwaardige verklaring van [medeverdachte], wordt echter niet bevestigd door andere zelfstandige wettige bewijsmiddelen, zodat vrijspraak dient te volgen.
en/of
zaak 2, De Heemstraat
poging tot beroving [slachtoffer 6] op de Paul Krugerlaan in Den Haag
Cliënt ontkent dit feit. Aangeefster [slachtoffer 6] omschrijft de jas van haar belager als lang, suède en een bontrand bij de mouwen. Dit komt niet overeen met de jas van [verdachte]. Zij omschrijft de man als zijnde plus minus dertig jaar oud. Dit is ook een groot verschil met de andere getuigenverklaringen waarin gesproken wordt over een jonge man van een jaar of twintig.
[Slachtoffer 6] heeft het over een dader van Arabische afkomst. [Verdachte] is echter van Hindoestaanse komaf.
Samenvattend strookt de beschrijving van de aangeefster niet met die van mijn cliënt. Andere zelfstandige bewijsmiddelen, anders dan van [medeverdachte] die niet wordt bevestigd door ander toereikend bewijs, heb ik niet in de stukken aangetroffen. Conclusie: vrijspraak van het op dit punt telastegelegde.
feit 2:
zaak Spinozalaan (Voorburg)
beroving [slachtoffer 7] op 21 december 2008 op de Spinozalaan in Leidschendam-Voorburg
Cliënt ontkent dit feit begaan te hebben. Er zijn geen belastende voorwerpen met betrekking tot deze zaak onder hem in beslag genomen. De aangifte van [slachtoffer 7] zegt niets of te weinig over mijn cliënt. De door haar beschreven zwarte shawl bij de dader behoort mijn cliënt ook niet toe.
Evenmin zegt het zien door aangeefster van een grijze auto in de omgeving van de plaats delict iets over mijn cliënt, aangezien niet is komen vast te staan dat hij inzittende was.
Dan is er nog een telefoon met in de achterkant de letter 'M' gegraveerd. Weliswaar verklaart een ex-vriendin van cliënt dat zij een dergelijke telefoon van [verdachte] zou hebben gekregen, doch dat brengt niet zonder meer mee dat hij de beroving medegepleegd zou hebben. Hij kan die telefoon immers ook bijvoorbeeld geheeld hebben, hetgeen niet is telastegelegd.
Ook de bij [medeverdachte] aangetroffen pinbon zegt meer iets over hemzelf dan over mijn cliënt, en is niet redengevend voor het bewijs in zijn zaak.
Ander wettig en overtuigend bewijs met zelfstandige betekenis heb ik niet in de stukken aangetroffen, zodat vrijspraak behoort te volgen van het onder feit 2 telastegelegde."
2.3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt voorts in:
"In aanvulling op zijn schriftelijke pleitnotities verklaart de raadsman:
De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] zijn inconsistent en onbetrouwbaar. Mitsdien verzoek ik deze uit te sluiten van het bewijs."
2.3.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Nadere bewijsoverweging
De verdachte en zijn raadsman hebben zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - de door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaringen inconsistent en onvoldoende betrouwbaar zijn om tot bewijs van het tenlastegelegde te kunnen worden gebezigd, één en ander zoals verwoord in de pleitaantekeningen.
In weerwil van hetgeen de verdediging heeft betoogd, ziet het hof - evenmin als de rechtbank - aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door genoemde [medeverdachte] afgelegde en voor het bewijs gebezigde verklaringen. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat zijn verklaringen ten aanzien van het merendeel van de feiten consistent zijn en dat [medeverdachte] in zijn verklaringen bovendien met name belastend voor zichzelf verklaart, terwijl niet valt in te zien waarom hij dit valselijk zou doen. Dat - zoals door de verdediging in dit verband nog betoogd - genoemde [medeverdachte] over de verdachte belastend heeft verklaard om zo een ander als dader 'uit het zicht te houden' heeft de verdediging niet aannemelijk gemaakt en is uit het onderzoek ter terechtzitting ook niet als begin van aannemelijkheid naar voren gekomen. Het hof verwerpt dit verweer dan ook."
2.4. Hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd komt erop neer dat de verklaringen van [medeverdachte] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Het Hof heeft ter motivering van de verwerping van het verweer geoordeeld dat het de tot het bewijs gebezigde verklaringen van die [medeverdachte] voldoende betrouwbaar acht. Het Hof heeft aan dat oordeel ten grondslag gelegd dat de verklaringen van die [medeverdachte] "ten aanzien van het merendeel van de feiten consistent zijn en dat [medeverdachte] in zijn verklaringen bovendien met name belastend voor zichzelf verklaart, terwijl niet valt in te zien waarom hij dit valselijk zou doen". Het Hof heeft bij een en ander onder ogen gezien dat de verdediging in dit verband heeft betoogd dat [medeverdachte] belastend heeft verklaard over de verdachte om zo de verdachte feiten "in de schoenen te schuiven" en een ander als dader "uit het zicht te houden", maar het is tot de slotsom gekomen dat zulks niet aannemelijk is geworden. Door aldus te oordelen heeft het Hof het gevoerde verweer verworpen op gronden die zijn beslissing kunnen dragen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 10 januari 2012.