ECLI:NL:HR:2012:BT8786
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onbegrijpelijke strafoplegging door het Hof met betrekking tot belastingnadeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De strafoplegging was mede gebaseerd op een door de belastingdienst becijferd nadeel van € 191.810,96, zoals vermeld in de Uitnodigingen tot Betaling. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd hoe dit bedrag tot stand was gekomen, aangezien uit de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting niet kon worden afgeleid dat de belastingdienst dit nadeel definitief had vastgesteld. Hierdoor was het oordeel van het Hof niet begrijpelijk en ontbrak de noodzakelijke nadere motivering.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat andere aspecten van de zaak niet tot cassatie leidden. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke motivering van strafopleggingen door lagere rechters, vooral wanneer deze zijn gebaseerd op financiële berekeningen van derden, zoals de belastingdienst.
De zaak betreft een verdachte die in 1958 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De verdediging werd gevoerd door mr. F.G.L. van Ardenne en mr. N. Flikkenschild, beiden advocaat te Rotterdam. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen met betrekking tot de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof.