ECLI:NL:HR:2012:BT8464

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02760
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aflevering van goederen in het wegvervoer en wilsovereenstemming

In deze zaak gaat het om de vraag of de aflevering van goederen in het kader van een vervoerovereenkomst heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad behandelt een cassatieberoep van Tele Tegelen B.V. tegen een uitspraak van het gerechtshof. De kern van het geschil betreft de aflevering van roestvrijstalen buizen die op 13 november 2001 door Tele Tegelen aan Stainalloy Nederland B.V. zouden worden afgeleverd. De feiten zijn als volgt: Stainalloy had een vervoersopdracht gegeven aan Tele Tegelen, die op haar beurt KPB Transporten B.V. inschakelde voor de uitvoering van het vervoer. Op de afgesproken afleverdatum zijn de buizen van de eerste oplegger afgeleverd, maar de tweede oplegger met buizen is niet gelost en is op een onbewaakte plek geparkeerd. Deze oplegger werd later gestolen. Stainalloy vorderde schadevergoeding van Tele Tegelen, stellende dat deze tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de vervoerovereenkomst.

De Hoge Raad oordeelt dat de aflevering van de goederen niet heeft plaatsgevonden, omdat er geen wilsovereenstemming was tussen de partijen over de aflevering van de tweede oplegger. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat de vervoerovereenkomst niet was geëindigd op het moment van de diefstal, omdat de lading niet conform de overeenkomst was afgeleverd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Tele Tegelen en bevestigt de veroordeling tot schadevergoeding aan Stainalloy. Dit arrest benadrukt het belang van wilsovereenstemming bij de aflevering van goederen in het wegvervoer, zoals vastgelegd in artikel 8:1095 BW.

Uitspraak

17 februari 2012
Eerste Kamer
10/02760
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
TELE TEGELEN B.V.,
gevestigd te Tegelen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. G. Snijders, thans mr. K. Teuben,
t e g e n
STAINALLOY NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Tele Tegelen en Stainalloy.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 55750/HA ZA 03-395 van de rechtbank Roermond van 30 juli 2003 en 24 november 2004;
b. de arresten in de zaken C0500163/RO (rolnummer oud) en HD 103.001.517 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 maart 2007, 29 mei 2007, 9 oktober 2007, 1 april 2008 en 30 maart 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft Tele Tegelen beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Stainalloy is verstek verleend.
De zaak is voor Tele Tegelen toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Tele Tegelen heeft bij brief van 27 oktober 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Stainalloy heeft aan Tele Tegelen op 9 november 2001 een vervoersopdracht verstrekt. De opdracht had betrekking op een retourzending van een partij roestvrijstalen buizen van Geleen naar het bedrijfsterrein van Stainalloy te Sliedrecht. Na het opmaken van de opdrachtbevestiging zijn partijen nader overeengekomen dat aflevering zou plaatsvinden op 13 november 2001.
(ii) Tele Tegelen heeft voor de feitelijke uitvoering van dit vervoer KPB Transporten B.V. (hierna: KPB) te Zwijndrecht ingeschakeld. Voor het transport zijn twee voertuigen gebruikt en twee vrachtbrieven opgemaakt. Hierbij is gebruik gemaakt van CMR-vrachtbrieven die voor binnenlands vervoer verwijzen naar de "AVC-83", laatste versie.
(iii) De buizen waarop vrachtbrief nr. 609753 betrekking heeft zijn geladen op de eerste oplegger. Deze zijn op 13 november 2001 afgeleverd op het terrein van Stainalloy, namens wie de vrachtbrief voor goede ontvangst is getekend.
(iv) De buizen waarop vrachtbrief nr. 482395 betrekking heeft zijn geladen op de tweede oplegger. Ook de chauffeur van de trekker met de tweede oplegger heeft zich op 13 november 2001 bij Stainalloy gemeld. De oplegger is toen niet gelost en de vrachtbrief is niet namens Stainalloy voor ontvangst getekend. De tweede oplegger met buizen is vervolgens op dezelfde dag geparkeerd aan of op de openbare weg in de buurt van het terrein van Stainalloy op een plek waar geen bewaking of beveiliging was.
(v) Op 20 november 2001 bleek dat de tweede oplegger met lading was gestolen.
(vi) Op 23 november 2001 werd de gestolen oplegger met een gedeelte van de lading teruggevonden. De overgebleven buizen zijn vervolgens op 29 november door KPB naar het bedrijfsterrein van Stainalloy vervoerd.
3.2 Stainalloy heeft gevorderd Tele Tegelen te veroordelen aan haar een bedrag van € 165.456,99, vermeerderd met rente, te betalen. Als grondslag voor deze vordering heeft zij, voor zover in cassatie van belang, aangevoerd dat Tele Tegelen toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten vervoerovereenkomst om de ten vervoer ontvangen buizen ter bestemming af te leveren in de staat waarin zij deze heeft ontvangen en dat zij daarom aansprakelijk is voor de door Stainalloy geleden schade als gevolg van de diefstal van een partij buizen van 30.543 kilogram. Tele Tegelen heeft hiertegen aangevoerd dat de tweede oplegger op 13 november 2001 in overeenstemming met de namens Stainalloy door [betrokkene 1] gegeven instructie is afgekoppeld en op de openbare weg tegenover het terrein van Stainalloy is geparkeerd, en dat de vervoerovereenkomst daarom niet op 29 maar op 13 november 2001 geëindigd is. De rechtbank heeft, na getuigenverhoor, geoordeeld dat de vervoerovereenkomst op 13 november 2001 is geëindigd en de vordering van Stainalloy afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en Tele Tegelen veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 103.642,27, te vermeerderen met rente.
3.3 Voor het hof was tussen partijen, onder meer, in geschil of, zoals Tele Tegelen heeft aangevoerd, de tweede oplegger met buizen conform een daartoe door Stainalloy gegeven instructie geplaatst is op de hiervoor in 3.1 bij (iv) bedoelde onbewaakte plek. Stainalloy heeft gesteld dat zij geen zodanige instructie heeft gegeven, dat zij op goede gronden geweigerd heeft de lading van de tweede oplegger op 13 november 2001 in ontvangst te nemen en dat partijen op die dag hebben afgesproken dat Tele Tegelen de oplegger met lading naar het terrein van Stainalloy zou (laten) transporteren opdat deze aldaar gelost zou kunnen worden zodra een trekker de combinatie naar de losplaats kon brengen.
Het hof heeft vastgesteld dat hiermee de vraag aan de orde is of en zo ja op welk moment, Tele Tegelen de lading van de tweede oplegger heeft afgeleverd. Hieromtrent heeft het, in zijn tussenarrest van 27 maart 2007, overwogen dat Stainalloy is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de oplegger zonder haar instructie op de openbare weg is geparkeerd. Dit betekent dat de vervoerovereenkomst niet op 13 november 2001 is geëindigd met de aflevering van de buizen aan Stainalloy en dat de vervoerovereenkomst ook ten tijde van de diefstal nog niet was geëindigd (rov. 4.3.5 - 4.3.7).
Tele Tegelen heeft derhalve niet voldaan aan haar verplichting om alle buizen ter bestemming af te leveren in de staat waarin zij deze had ontvangen en is aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade (rov. 4.3.8).
3.4 Onderdeel 1 van het middel gaat evenals het hof ervan uit dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de beantwoording van de vraag of en zo ja op welk moment Tele Tegelen de lading van de tweede oplegger heeft afgeleverd. Het onderdeel klaagt dat het hof niet had mogen voorbijgaan aan de volgende stellingen, nu die samen het oordeel rechtvaardigen dat, kort gezegd, de lading van de tweede oplegger aan Stainalloy feitelijk ter beschikking is gesteld en derhalve is afgeleverd, en dat de vervoerovereenkomst daarmee is geëindigd (in de zin van uitgevoerd) en is overgegaan in een overeenkomst tot het gebruik van de oplegger:
(i) beide opleggers zijn in de ochtend van 13 november 2001 bij het terrein van Stainalloy aangekomen om te lossen;
(ii) Stainalloy heeft toen de eerste oplegger gelost;
(iii) Stainalloy heeft geweigerd de tweede oplegger te lossen om een haar moverende reden, te weten dat voor de lading daarvan volgens haar geen plaats was op het terrein;
(iv) Stainalloy heeft in verband hiermee die ochtend telefonisch contact opgenomen met Tele Tegelen en haar verzocht de tweede oplegger te mogen huren (waarbij deze zou worden afgekoppeld van de trekker);
(v) Tele Tegelen heeft over dit verzoek telefonisch overleg gevoerd met KPB, de eigenaar van de oplegger, die hiermee instemde;
(vi) Tele Tegelen is hierop met Stainalloy een vergoeding voor het gebruik van de oplegger overeengekomen van f 85,-- per dag, welke ook is gefactureerd;
(vii)Tele Tegelen en KPB hebben begrepen dat de oplegger zou worden afgekoppeld op het terrein van Stainalloy.
3.5 Voor zover het onderdeel betoogt dat het hof in het licht van deze stellingen had moeten oordelen dat aflevering van de lading van de tweede oplegger op 13 november 2001 al daarom heeft plaatsgevonden omdat die lading toen aan Stainalloy is aangeboden op de overeengekomen plaats van bestemming, terwijl Stainalloy om haar moverende redenen ervoor heeft gekozen om niet over te gaan tot het lossen van de lading, faalt het.
Het miskent dat de aflevering waartoe art. 8:1095 BW de vervoerder verplicht geen eenzijdige handeling van de vervoerder is maar moet berusten op wilsovereenstemming tussen partijen in die zin dat de vervoerder de macht over het vervoerde goed met uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van de geadresseerde opgeeft en deze in de gelegenheid stelt de feitelijke macht over het goed uit te oefenen. Aan de hand van de inhoud van de desbetreffende vervoerovereenkomst en de feitelijke omstandigheden van het geval moet worden vastgesteld of aflevering in voormelde zin daadwerkelijk heeft plaatsgevonden (vgl. HR 24 maart 1995, LJN ZC1677, NJ 1996/317, alsmede Parl. Gesch. Boek 8, blz. 67).
Het kennelijke oordeel van het hof dat op 13 november 2001 geen zodanige wilsovereenstemming tussen partijen heeft bestaan met betrekking tot de lading van de tweede oplegger is, mede gezien het hierna volgende, alleszins begrijpelijk.
3.6 Voor zover het onderdeel betoogt dat het hof op grond van de hiervoor in 3.4 vermelde stellingen tot het oordeel had moeten komen dat de vervoerovereenkomst op 13 november 2001 is geëindigd omdat Stainalloy en Tele Tegelen een die overeenkomst vervangende overeenkomst zijn aangegaan tot gebruik of huur door Stainalloy van de tweede oplegger, faalt het eveneens. Weliswaar kunnen vervoerde goederen, na aankomst op de plaats van bestemming, krachtens een andere overeenkomst dan de vervoerovereenkomst onder de vervoerder blijven berusten zodat de vervoerovereenkomst eindigt met ingang van het tijdstip waarop die andere overeenkomst in werking treedt (vgl. HR 20 april 1979, LJN AC6562, NJ 1980/518; HR 24 maart 1995, LJN ZC1677, NJ 1996/317), maar het hof heeft dat niet miskend, en Het hof is kennelijk tot het oordeel gekomen dat de hiervoor in 3.4 vermelde stellingen van Tele Tegelen niet zonder meer erop wijzen dat een dergelijke overeenkomst is gesloten. Dat oordeel is voldoende begrijpelijk in het licht van de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden dat (a) Stainalloy, anders dan Tele Tegelen heeft aangevoerd, geen instructie heeft gegeven de tweede oplegger buiten het terrein van Stainalloy op de openbare weg achter te laten en (b) de chauffeur van de trekker met de tweede oplegger die oplegger heeft achtergelaten zonder dat hij de tweede vrachtbrief door Stainalloy heeft laten tekenen voor ontvangst of anderszins bevestiging van ontvangst door Stainalloy heeft verlangd. De omstandigheid dat Tele Tegelen op 13 november 2001 een dagvergoeding van Stainalloy heeft bedongen voor het gebruik van de tweede oplegger, behoefde het hof niet van dat oordeel te weerhouden, omdat een dergelijk beding niet zonder meer inhoudt of meebrengt dat de vervoerovereenkomst eindigt en wordt vervangen door een gebruiks- of huurovereenkomst van het vervoermiddel.
3.7 Ook de overige klachten van het onderdeel, en onderdeel 2 dat zelfstandige betekenis mist, stuiten op het voorgaande af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Tele Tegelen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stainalloy begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 17 februari 2012.