ECLI:NL:HR:2012:BT7076
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsmiddelen en prejudiciële vragen in belastingfraudezaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude door het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting over een periode van drie jaar. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet alle bewijsmiddelen de inhoud van de geschriften waarnaar zij verwijzen, weergeven. Dit gebrek in de bewijsvoering leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de zaak opnieuw moet worden berecht. Tevens merkt de Hoge Raad op dat het Hof rekening moet houden met de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Lebara Ltd, waarin onder andere de vraag aan de orde is of het verlenen van een recht om te bellen, zoals bij telefoonkaartverkoop, als een belastbare dienst moet worden aangemerkt. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het vaststellen van feiten.
De advocaat van de verdachte, mr. J. Kuijper, had middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de zaak verwezen, zodat de verdachte een eerlijke herbeoordeling van het hoger beroep kan krijgen.