ECLI:NL:HR:2012:BT7075

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00904
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsmiddelen en prejudiciële vragen inzake belastingfraude

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1960, was aangeklaagd voor belastingfraude, waarbij hij samen met medeverdachten betrokken was bij het opmaken en gebruiken van valse verkoopfacturen en het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof niet had voldaan aan de eisen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet alle bewijsmiddelen de inhoud van de geschriften waarnaar zij verwezen, weergaven. Dit gebrek in de bewijsvoering leidde tot de vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, met de instructie om rekening te houden met de prejudiciële vragen die waren gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Lebara Ltd (C-520/10). De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om alle relevante bewijsmiddelen correct te documenteren en te presenteren in de uitspraak.

Uitspraak

13 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/00904
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 juli 2009, nummer 21/002020-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat niet alle bewijsmiddelen de inhoud weergeven van de geschriften waarnaar die bewijsmiddelen verwijzen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1 primair.
[Medeverdachte 1] in de periode van 1 juli 2001 tot en met 6 mei 2004 te Breda en/of Heerlen en/of elders in Nederland telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de maanden juli 2001 tot en met april 2004 (op naam van [medeverdachte 1]) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft verdachte en haar mededader telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Breda ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde maanden juli 2001 tot en met april 2004 telkens een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
hij in de periode van 1 juli 2001 tot en met 21 juni 2004 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke onder meer bestond uit verdachte en [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opmaken en/of gebruiken van valse en/of vervalste verkoopfacturen ten name van [A] en het niet juist en/of onvolledig doen van aangiften Omzetbelasting ten name van [medeverdachte 1]."
2.2.2. De in het middel bedoelde bewijsmiddelen 19 tot en met 21 zijn in de aanvulling op het verkort arrest als volgt weergegeven:
"19. aangiften omzetbelasting van [A] B.V. te [Oosterhout]] - als bijlagen D-001 tot en met D-004 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken juli tot en met oktober 2001, ondertekend door of namens [betrokkene 4], [betrokkene 5], [B] te Breda, door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering.
20. aangiften omzetbelasting van [medeverdachte 1] te Oosterhout - als bijlagen D-005 tot en met D-011 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken november 2001 tot en met mei 2002, ondertekend door of namens [betrokkene 4], [betrokkene 5], [B] te Breda, door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering.
21. aangiften omzetbelasting van [medeverdachte 1] te Oosterhout - als bijlagen D-012 tot en met D-035 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken juni 2002 tot en met april 2004, ondertekend door [verdachte], door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering."
2.3. Nu het bestreden arrest niet de inhoud van die bewijsmiddelen behelst is niet voldaan aan het in art. 359, derde lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv neergelegde, ook in hoger beroep toepasselijke voorschrift dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan moet steunen op de inhoud van de in de uitspraak opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
2.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
2.5. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch waarnaar de zaak zal worden verwezen, zal bij het opnieuw berechten en afdoen van de zaak rekening dienen te houden met hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie zal antwoorden op de prejudiciële vragen die zijn gesteld in de zaak Lebara Ltd (zaaknummer C-520/10).
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 maart 2012.