2.9.2 Het hof heeft in rov. 4.13-4.16 beoordeeld of het nationale kansspelbeleid wordt gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang en of dit beleid geschikt is ter verwezenlijking van de aan de Wok ten grondslag liggende doelstellingen.
Het heeft in rov. 4.13, onbestreden in cassatie, overwogen dat aan het vergunningenstelsel van de Wok de doelstellingen van fraudebestrijding en kanalisering van de goklust ten grondslag liggen. Het hof is vervolgens ingegaan op de stelling van Ladbrokes dat het Nederlandse kansspelbeleid in de praktijk afwijkt van het officiële beleid op dit punt en dat uit het feit dat regelmatig nieuwe kansspelen worden toegestaan en dat vergunning-houders op grote schaal reclame mogen maken voor de door hen aangeboden kansspelen, kan worden afgeleid dat de Nederlandse overheid geen samenhangend beleid ter beteugeling van de goklust voert.
Het hof heeft zich bij zijn hiervoor in 2.7 kort weergegeven beoordeling gebaseerd op verschillende gegevens, waaronder beleidsnota's, de voortgangsrapportages kansspelen en brieven van de minister van Justitie. Uit deze gegevens heeft het hof afgeleid dat inmiddels een wijziging van het voorheen gevoerde kansspelbeleid heeft plaatsgevonden, die erop is gericht de kansspelen te beheersen (rov. 4.14), en dat de Nederlandse overheid op het gebied van de kansspelen een restrictief beleid blijft voeren (rov. 4.15).
Voorts heeft het hof in rov. 4.16 overwogen dat als gevolg van het gevoerde restrictieve beleid de gelegenheden om te spelen relevant minder zijn dan zonder dat beleid het geval zou zijn, in die zin dat door het gereguleerde aanbod het gokken van (veel) beperkter omvang blijft dan de omvang die het gokken zonder het (nationale) stelsel van regulering zou aannemen.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat aan de Wok mede ten grondslag ligt dat door het toestaan van een beperkt legaal aanbod wordt voorkomen dat het publiek zich op het illegaal aanbod gaat richten, en dat in dat verband een uitbreiding of vernieuwing van het aanbod van legale kansspelen nodig kan zijn als alternatief voor illegale kansspelen en kansspelen met een groter risico voor het ontstaan van gokverslaving (rov. 4.15).
Het heeft in dat verband verwezen naar passages in enkele beleidsdocumenten met betrekking tot het voornemen van de wetgever destijds om naast een legaal aanbod in de fysieke wereld ook via internet een gelimiteerd aanbod van kansspelen toe te staan, waaronder naar p. 13-15 van de brief van de minister van Justitie aan de Lotto van 21 oktober 2004. In deze brief wordt op p. 14 opgemerkt dat, samengevat, bij het niet-gereguleerde aanbod op internet voor de deelnemer geen enkele garantie bestaat dat het spel eerlijk verloopt, dat het betalingsverkeer veilig verloopt en dat er bij spelwinst ook daadwerkelijk prijzen worden uitbetaald, en dat, gelet op de toename van participatie aan interactieve kansspelen, de doelstellingen van het kansspelbeleid vragen om een adequate reactie van de overheid zodat een legaal en betrouwbaar alternatief voor de niet-gereguleerde kansspelsites kan ontstaan.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen de hiervoor in 2.9.1 bedoelde brief van de minister van Justitie van 23 juni 2004 met daarin het verzoek aan de vergunninghouders de hoeveelheid reclame-uitingen fors te beperken, de inwerkingtreding op 15 februari 2006 van een gedrags- en reclamecode kansspelen, alsmede enkele aangekondigde activiteiten, waaronder intensivering en vernieuwing van toezicht en handhaving, alsmede concentratie van kansspelbeleid en uitvoering bij het ministerie van Justitie. Het hof heeft met betrekking tot dit laatste onder meer verwezen naar p. 8-9 van de derde voortgangsrapportage kansspelen van 10 februari 2005 (Kamerstukken II, 2004-2005, 24 557 en 29 800 VI,
nr. 47). Hierin wordt opgemerkt dat, ter uitvoering van de eerste voortgangsrapportage, inmiddels sprake is van een integraal handhavingsbeleid. De integrale aanpak wordt gecoördineerd door een handhavingsoverleg, onder leiding van het ministerie van Justitie. In de rapportage wordt door de minister opgemerkt dat de integrale aanpak de afgelopen jaren tot goede resultaten heeft geleid. Daartoe wordt onder meer erop gewezen dat het aantal illegale casino's sterk is gereduceerd, dat de eerste generatie gokzuilen vrijwel volledig is verdwenen en dat de aandacht zich nu richt op de bestrijding van de zogenaamde tweede en derde generatie gokzuilen.
De minister wijst op recent optreden van politie en openbaar ministerie tegen dergelijke automaten.
Met betrekking tot de concentratie van beleid en uitvoering, wijst de minister in de rapportage erop dat de verantwoordelijkheid voor het speelautomatenbeleid inmiddels door de minister van Economische Zaken aan hem is overgedragen.