ECLI:NL:HR:2012:BT6252
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met vermindering van het bedrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze procedure werd bijgestaan door mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene in eerste instantie was veroordeeld tot een bedrag van € 114.494,93. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot een vermindering van dit bedrag, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn inderdaad was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de beslissing om het opgelegde bedrag te verminderen tot € 109.495,-. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor het overige werd het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.