ECLI:NL:HR:2012:BT2693

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05567 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en eigendom van inbeslaggenomen auto in cassatie

In deze zaak gaat het om een klaagschrift van een klager die stelt eigenaar te zijn van een onder X inbeslaggenomen BMW X5. De Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de klager als rechthebbende kan worden aangemerkt, maar dat door de wijze van overdracht van de auto en de gemaakte afspraken de eigendom bij X of diens vriendin is komen te liggen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank haar beslissing niet toereikend heeft gemotiveerd. De klager had verklaard dat hij de auto had aangeschaft voor X, maar dat er afspraken waren gemaakt over de overdracht en het gebruik van de auto. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van het klaagschrift. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke motivering bij beslissingen over beslag en eigendom.

Uitspraak

10 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/05567 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Arnhem van 13 oktober 2010, nummer RK 10/419, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.L.M. Arets, advocaat te Landgraaf, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de op de voet van art. 552a Sv door de Rechtbank gegeven beschikking.
2.2.1. De Rechtbank heeft het klaagschrift strekkend tot teruggave aan de klager van een onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen BMW X5, ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
"Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde stukken betreffende deze zaak blijkt dat klager op zeker moment is gehoord en het volgende verklaart:
... Daarna zei hij (bedoeld wordt [betrokkene 1]) dat zijn vriendin graag een BMW X5 wilde rijden. Hij vroeg me of ik een BMW X5 kon kopen en aan hem ter beschikking zou kunnen stellen tot dat met de racerij zou functioneren. Dan zou men dat kunnen verrekenen. Ook dat heb ik gedaan (...) Nadat ik alles had afgewikkeld kwam [betrokkene 1] dan in juni 2008 weer bij mij in het kantoor in [plaats]. Daar overhandigde ik hem de BMW X5 met het kenteken [AA-00-BB] samen met de sleutels en wagenpapieren.
Uit voornoemde verklaring van klager, maar ook uit hetgeen klager in raadkamer heeft opgemerkt, kan blijken dat klager een overeenkomst had met [betrokkene 1], inhoudende dat klager voor hem een personenauto van het merk BMW X5 zou kopen en [betrokkene 1] als tegenprestatie de zoon van klager zou introduceren in de racerij.
Klager, die stelt rechthebbende te zijn, kan als rechthebbende worden aangemerkt echter door de wijze van overdracht van het beslag alsmede de daarbij gemaakte afspraken is de eigendom van het beslag bij beslagene c.q. zijn vriendin [betrokkene 2], komen te liggen."
2.2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in Raadkamer houdt, voor zover hier van belang, in als verklaring van de klager:
"20 jaar heb ik actief meegedaan in de autoracerij. Mijn zoon deed mee met karten en andere races. Ik heb [betrokkene 3] bij een race parcours leren kennen en via hem ook zijn vader. Zijn vader is een paar maal bij mij op kantoor geweest waar wij spraken over de racesport. Hij zou ervoor kunnen zorgen dat mijn zoon ook aan de racerij zou kunnen deelnemen. (...) In 2008 vroeg [betrokkene 1] mij of ik aan een BMW X5 kon komen. [Betrokkene 1] vertelde mij dat hij naar Engeland ging. Ik ben ook naar Engeland gegaan, mei/juni 2008, en heb daar die BMW gekocht. Daarvoor had ik een lening bij de bank afgesloten. [Betrokkene 1] kwam eind juni/begin juli 2008 weer op bezoek en had mij gevraagd of ik een speciaal kenteken voor de auto kon regelen. In Duitsland is dat geen probleem. [Betrokkene 1] vertelde mij dat hij de auto zou meenemen naar Frankrijk en Spanje. [Betrokkene 1] stelde voor dat ik met de kinderen naar Spanje zou komen om vakantie te vieren waarna ik de auto mee terug zou nemen. Daarna heb ik niets meer vernomen. Ik had alleen nog contact met de vriendin van [betrokkene 1], [betrokkene 2], aangezien er verzekering en belasting voor de auto betaald moest worden. [Betrokkene 1] betaalde deze kosten. (...) Een andere zoon, [betrokkene 4], is dat op kantoor komen betalen. Aanvankelijk zijn die bedragen wel van mijn rekening afgeschreven. De auto is deels gefinancierd en wel voor een bedrag van € 31.000,-. Daar wordt nu nog steeds op afgelost. Het wenskenteken van [betrokkene 1] betrof de initialen van zijn vriendin [initialen]."
2.3. De Rechtbank heeft haar oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard gegrond op de overweging dat de klager kennelijk op zichzelf als rechthebbende kan worden aangemerkt maar dat door de wijze van overdracht van de inbeslaggenomen auto alsmede de daarbij gemaakte afspraken de eigendom van de auto bij de beslagene dan wel zijn vriendin is komen te liggen. Aldus heeft de Rechtbank haar tot de ongegrondverklaring strekkende gedachtegang niet duidelijk gemaakt. De beslissing van de Rechtbank is derhalve niet toereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2012.