ECLI:NL:HR:2012:BT2669
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijspraak van verdachte wegens rijden onder invloed van drugs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van drugs, waaronder MDMA en cocaïne. De Advocaat-Generaal had cassatie ingesteld en geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het Hof de verdachte ten onrechte had vrijgesproken, waarbij het Hof had overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte onder invloed van drugs verkeerde tijdens het besturen van het voertuig.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeerde dat het Hof niet had miskend dat de verdachte mogelijk onder invloed was, maar dat dit niet voldoende was voor een veroordeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof toereikend had gemotiveerd dat de verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat was geacht, ondanks de conclusie van het NFI dat de rijvaardigheid waarschijnlijk negatief beïnvloed was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de vrijspraak van de verdachte.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling op basis van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij niet alleen de invloed van drugs, maar ook het rijgedrag van de verdachte in overweging moet worden genomen. De Hoge Raad bevestigt dat voor een veroordeling niet vereist is dat er sprake is van feitelijk gevaarlijk rijgedrag, maar dat er een ernstig vermoeden moet zijn dat de verdachte niet in staat was tot behoorlijk besturen.