ECLI:NL:HR:2012:BT2105
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie en redelijke termijn in premiefraudezaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het valselijk opmaken van documenten, waaronder een Aanvraag Verklaring Arbeidsrelatie (VAR-verklaring) en facturen, met het doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. De zaak draaide om de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging en of de redelijke termijn was overschreden. Het Hof had geoordeeld dat het OM niet in strijd had gehandeld met de Richtlijn premiefraude werkgevers en dat de redelijke termijn in eerste aanleg niet was overschreden. In hoger beroep was er wel een lichte overschrijding, maar het Hof oordeelde dat de verdachte hiermee voldoende was gecompenseerd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de vaststelling van de ontvankelijkheid van het OM niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigde echter de bestreden uitspraak wat betreft het aantal te verrichten uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verminderde deze. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de redelijke termijn in strafzaken en de toepassing van richtlijnen door het OM.