ECLI:NL:HR:2012:BS8791
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het recht bij arbeidsovereenkomsten met internationale elementen
In deze zaak gaat het om de toepassing van het recht op een arbeidsovereenkomst tussen een Duitse werkgever en een Duitse werknemer die haar werkzaamheden in Nederland verrichtte. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de uitleg van artikel 6 lid 2 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO). De kern van de zaak is of, wanneer een werknemer zijn arbeid langdurig en zonder onderbreking in hetzelfde land verricht, het recht van dat land altijd van toepassing is, ook als andere omstandigheden wijzen op een nauwe verbondenheid met een ander land.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer, aangeduid als [verweerster], was van 1 december 1979 tot 1 januari 1994 in dienst bij de werkgever, aangeduid als [eiser]. Na een onderbreking werd in 1994 een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij [verweerster] als 'Geschäftsführerin/Vertrieb' werd aangesteld. De werkzaamheden werden in Nederland verricht, maar de werkgever had sterke banden met Duitsland, zoals het betalen van salaris in Duitse marken en het onderbrengen van pensioenvoorzieningen bij een Duitse verzekeraar.
De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel het Nederlandse recht in beginsel van toepassing is op de arbeidsovereenkomst, de vraag of Duits recht van toepassing is niet zonder meer kan worden beantwoord. De Hoge Raad vraagt zich af of de werknemer, die zijn arbeid langdurig in Nederland verricht, altijd onder de bescherming van het recht van dat land valt, zelfs als andere factoren op een Duitse verbondenheid wijzen. De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het HvJEU uitspraak heeft gedaan op de gestelde vragen.