3.2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich voormelde schriftelijke verklaring van [betrokkene 1], die het volgende inhoudt:
"[Slachtoffer] leerde ik kennen toen vrienden van mij bij haar in huis kwamen wonen en later woonde ik zelf op die etage. Het klikte meteen tussen ons. [Slachtoffer] was een actieve, sociale en lieve vrouw die midden in het leven stond. Zij woonde samen met haar moeder, die bij haar was gaan wonen, nadat ze voor de 2e maal weduwe was geworden. Het was bijzonder om te zien hoe zij met elkaar omgingen. Met heel veel respect en liefde. Ze zorgde voor haar tot aan haar sterven. Ondanks het verlies van haar echtgenoten en haar moeder verloor zij nooit haar levenslust, ook niet toen zij enige jaren geleden reuma kreeg. Het was een sterke vrouw die zich inzette voor goede doelen en haar medemens. Ze was schoonheidsspecialiste en zag er altijd op en top uit. Ook haar huis was altijd schoon en netjes. Overal in huis stonden spullen die haar dierbaar waren, ze verzamelde veel antiek en curiosa en kon maar moeilijk iets wegdoen. Ze genoot van klassieke muziek, jarenlang was ze lid van het concertgebouw. Ook genoot ze van de natuur en van dieren.
Ze had veel vriendinnen, waar ze mee reisde en naar concerten ging. Voor mij voelde zij als een moeder, ik kon over alles met haar praten. Bijna elke week zagen wij elkaar: Tijdens een van de laatste keren dat ik bij haar was, vertelde ze dat het weer goed met haar ging en dat zij weer als schoonheidsspecialiste wilde gaan beginnen voor haar vriendinnen. De maandag voor haar afschuwelijke dood was ik nog bij haar en we hebben die avond veel gepraat en gelachen. Toen ik wegging, zei ze zoals altijd: "Bel je nog even dat je veilig thuis bent" en "dag lieverd, tot de volgende keer". Maar ik zou haar nooit meer in leven zien en nooit meer haar lieve stem horen.
Het is zaterdagochtend als de telefoon gaat en ik hoor dat [slachtoffer] is overleden. Ik ben bedroefd, maar ook blij voor haar, omdat ik denk dat ze rustig in haar slaap is gestorven en dat vertel ik ook aan mijn man. Maar dit slaat om in machteloze woede en wanhoop als ik bij haar huis aankom en daar de politie, een lijkschouwer en de recherche aantref. Als ik hoor dat [slachtoffer] met geweld om het leven is gebracht, verlaat ik met mijn man in shock en grote verslagenheid de plek van het misdrijf. Met eindeloos veel vragen naar het hoe en waarom van de plotselinge dood van [slachtoffer]. Op slag staat mijn leven, maar ook dat van haar familie, vriendinnen en vrienden, klanten, buren en kennissen op zijn kop. Ik ben van mijn leven nog nooit zo verdrietig en wanhopig geweest.
Er moest daarna heel veel geregeld worden. Heb voor haar nog nieuwe kleding gekocht, zodat zij er verzorgd bij zou liggen in haar kist. Gekocht omdat haar huis verzegeld was en ik er niet in kon.
Ik heb haar gezicht niet meer mogen zien, dat was zo mishandeld dat ik alleen haar handen nog mocht zien, maar dat had ik echt nodig om te kunnen geloven dat ze er echt niet meer is. Maar wat had ik haar graag nog even omarmd.
Vijf maanden na haar overlijden werd haar woning pas vrijgegeven en konden we alles gaan opruimen. Dat gevoel om daar te zijn, zal ik nooit vergeten. Ik stapte binnen en er is niets dan stilte en een afschuwelijke geur. Aan wat ik zie besef ik dat het een vreselijk bloedbad moet zijn geweest. De energie stroomt weg uit mijn lichaam. Het opruimen vraagt veel tijd, mijn man en ik kunnen het vaak niet aan om er lang te zijn. [Slachtoffer] dacht altijd aan anderen en in die zin heb ik zoveel mogelijk spullen ook weggegeven. Zelf hecht ik enkel waarde aan de ring die ik draag, die ik noodgedwongen moest terugkopen, aangezien deze door de verdachte al enige weken er voor van [slachtoffer] gestolen was. Dat is een tastbare herinnering, maar in mijn hart zitten er eindeloos veel meer.
Voor mij zal mijn kijk op het leven, op de goedheid van de mensen, maar ook het vertrouwen in mensen nooit meer hetzelfde zijn, als voor deze gebeurtenis van 7 december 2007. Ik ben veranderd, het leven is niet meer vanzelfsprekend. Vaak kijk ik om op straat of durf niet alleen hard te lopen in het bos. [Slachtoffer] is om het leven gebracht door iemand die ze vertrouwde en nu lijkt het net alsof niemand meer te vertrouwen is. Mijn man en kinderen zijn een enorme steun, maar ik weet heel goed dat het voor hen zwaar is om mijn verdriet te zien. Nog elke dag is [slachtoffer] in mijn gedachten en voel ik pijn om haar onnodige dood. Nog elke verjaardag voelen we de lege plek. Zien we haar in gedachten zitten met een glas wijn en een tevreden glimlach op haar gezicht. Mensen sterven, maar op deze manier mag het niet. [Slachtoffer] heeft deze gewelddadige dood niet verdiend. Ik durf er amper bij stil te staan wat zij die middag heeft moeten zien en voelen.