ECLI:NL:HR:2012:BR1143
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting in strafzaak
In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door de raadsman van de verdachte tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De voorzitter van het Hof had aangekondigd dat het opportuun was om een proces-verbaal van verdenking meineed op te maken, waarop de raadsman onmiddellijk het verzoek tot wraking indiende. De Hoge Raad oordeelt dat de voorzitter zich niet had hoeven te onthouden van het afronden van het onderzoek, aangezien de raadsman geen bezwaar had gemaakt tegen de afronding van het onderzoek ter terechtzitting. De Hoge Raad wijst erop dat artikel 513.5 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de terechtzitting wordt geschorst bij een wrakingsverzoek, maar dat dit niet in de weg staat aan het opstellen van een proces-verbaal van verdenking meineed.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze tot 28 maanden. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 10 januari 2012, na een proces dat begon met een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 14 april 2010.