ECLI:NL:HR:2012:BQ8891
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ambtsdelicten en de uitleg van 'in zijn bediening' in het Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een bewaarder bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, was ten laste gelegd dat hij opzettelijk cocaïne aanwezig had en zaken had verduisterd die bestemd waren voor de bevoegde macht. De tenlastelegging was gebaseerd op de artikelen 44 en 361 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat de bewezenverklaringen onder 1 en 2 innerlijk tegenstrijdig waren, omdat de term 'in zijn bediening' in artikel 361 Sr volgens hen moest worden opgevat als 'in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening'. De Hoge Raad oordeelde echter dat de term 'in zijn bediening' enkel aangeeft dat het ambt van de verdachte hem in staat heeft gesteld tot de verweten gedragingen, ongeacht of deze rechtmatig of onrechtmatig waren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot veertien maanden en twee weken, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen van de verdachte werden verworpen, en de Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, wat leidde tot de strafvermindering.