ECLI:NL:HR:2012:BQ8590
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beklag tot teruggave van in beslag genomen auto in het kader van strafvordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beklag tot teruggave van een in beslag genomen personenauto. De klager, geboren in 1985 en wonende te [woonplaats], had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij stelde eigenaar te zijn van de auto die in beslag was genomen door het Openbaar Ministerie. De Rechtbank te Rotterdam had eerder geoordeeld dat de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt, omdat autobedrijf [A] B.V. als oorspronkelijke eigenaar van de auto deze gedurende drie jaar na de diefstal kon opeisen. De klager had de auto gekocht van een niet beschikkingsbevoegde, waardoor hij geen eigendom kon verkrijgen.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank geen onjuiste opvatting had gegeven over artikel 3:86 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek en dat het oordeel van de Rechtbank niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad benadrukte dat in de beslagprocedure een voorlopig oordeel wordt gegeven over de eigendoms- en bezitsrechten van het in beslag genomen voorwerp. De klager had niet aangetoond dat hij recht had op de auto, en de omstandigheid dat verzekeringsmaatschappij [B] mogelijkerwijs op grond van subrogatie in de rechten van autobedrijf [A] B.V. was getreden, deed hieraan niet af. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klager, waarmee de beslissing van de Rechtbank in stand bleef.