ECLI:NL:HR:2011:BU8920
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak Hof inzake proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende, een vennootschap onder firma, had op aangifte een bedrag aan BPM voldaan, maar maakte bezwaar tegen de voldoening. De Inspecteur wees het bezwaar af, waarna de Rechtbank te Arnhem het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep vernietigde het Gerechtshof te Arnhem de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, waarbij het bedrag van de verschuldigde BPM werd vastgesteld op € 13.154. De belanghebbende stelde vervolgens cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie gegrond was en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissing over de proceskosten. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens gelastte de Hoge Raad dat de Staat het griffierecht van € 448 aan de belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1748 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Hoge Raad behandelde ook de middelen van de belanghebbende. Het eerste middel, dat betoogde dat het Hof had nagelaten te oordelen over de toepassing van artikel 49, lid 1, letter b, van de Wegenverkeerswet 1994, faalde omdat het Hof geen rechtsregel had geschonden. Het tweede middel, dat betoogde dat het Hof had nagelaten een vergoeding vast te stellen voor de kosten van een deskundige, slaagde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een oordeel had moeten geven over de vergoeding van de kosten van de deskundige, wat ontbrak in de uitspraak van het Hof.