ECLI:NL:HR:2011:BU8748
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
Op 20 december 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/01038 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. F.I. Piternella, had verzocht om herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 maart 2004 was gewezen. In dat arrest was de aanvrager veroordeeld voor diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wat resulteerde in een gevangenisstraf van drie maanden en een schadevergoedingsmaatregel aan de benadeelde partij.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten, omdat deze geen feitelijke omstandigheden bevatte die niet eerder aan de rechter bekend waren en die het ernstig vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager had geen bewijsstukken overgelegd die de gestelde omstandigheden konden onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor herziening en de noodzaak van substantiële nieuwe bewijsvoering om een herziening te rechtvaardigen.