ECLI:NL:HR:2011:BU8319
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot toekenning eenhoofdig gezag en omgangsregelingen in het kader van kinderalimentatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader, die verzocht om toekenning van eenhoofdig gezag over zijn kind en om omgangsregelingen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.C.M. van Schijndel, had eerder in de feitelijke instanties, te weten de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam, een verzoek ingediend. De rechtbank had op 25 november 2009 een beschikking gegeven, gevolgd door een beschikking van het hof op 15 juni 2010. De moeder, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, was in cassatie vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C.W.M. van Kessel en had verzocht het beroep van de vader te verwerpen.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen en de ingediende stukken. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, waarbij de andere raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion betrokken waren.