ECLI:NL:HR:2011:BU8319

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04046
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning eenhoofdig gezag en omgangsregelingen in het kader van kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader, die verzocht om toekenning van eenhoofdig gezag over zijn kind en om omgangsregelingen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.C.M. van Schijndel, had eerder in de feitelijke instanties, te weten de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam, een verzoek ingediend. De rechtbank had op 25 november 2009 een beschikking gegeven, gevolgd door een beschikking van het hof op 15 juni 2010. De moeder, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, was in cassatie vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C.W.M. van Kessel en had verzocht het beroep van de vader te verwerpen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen en de ingediende stukken. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, waarbij de andere raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion betrokken waren.

Uitspraak

16 december 2011
Eerste Kamer
10/04046
TT/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
[De moeder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. L.C.W.M. van Kessel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 396048 / FA RK 08-2909 van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.057.553/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 december 2011.