ECLI:NL:HR:2011:BU5777

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05514
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenen vervangende toestemming voor erkenning op de voet van art. 1:204 lid 3 BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de moeder, verzoekster tot cassatie, een verzoek indiende tot verlening van vervangende toestemming voor erkenning op de voet van artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder had eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 21 september 2010 was gegeven. De man, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Middelburg en het gerechtshof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was om het beroep van de moeder te verwerpen. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

25 november 2011
Eerste Kamer
10/05514
DV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak met de nummers 65668 en 65550/1541-08 en 1504-08 van de rechtbank Middelburg van 12 augustus 2009;
b. de beschikking in de zaak MHV 200.043.952/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 september 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder
beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 november 2011.