ECLI:NL:HR:2011:BU5642
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting met betrekking tot boeten en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2011 uitspraak gedaan in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 juni 2010 en 4 november 2010. De belanghebbende, een belastingplichtige, had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en vermogensbelasting (VB) ontvangen over de jaren 1990 tot en met 2000. Deze aanslagen waren opgelegd met een verhoging van honderd procent en er was heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur had bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen geen kwijtschelding verleend voor de verhogingen.
Na bezwaar tegen de uitspraken van de Inspecteur, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de beroepen gegrond verklaarde voor een deel van de navorderingsaanslagen en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden. Het Hof heeft de Inspecteur opgedragen om de vermogens te berekenen in lijn met zijn uitspraak. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraken van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën ook beroep in cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er sprake was van een kennelijke misslag in het dictum van het Hof, waardoor de uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd voor wat betreft de onjuiste passage in het dictum. Tevens heeft de Hoge Raad de zaken verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Staatssecretaris van Financiën is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in verband met de behandeling van de beroepen in cassatie zijn gemaakt.