ECLI:NL:HR:2011:BU5638
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2011 uitspraak gedaan in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 juni 2010 en 4 november 2010. De belanghebbende, een inwoner van Canada, had te maken met navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de vermogensbelasting (VB) over de jaren 1990 tot en met 1998. De Inspecteur had deze aanslagen opgelegd met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder kwijtschelding, en had ook heffingsrente in rekening gebracht. Na bezwaar tegen de uitspraken van de Inspecteur, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de beroepen gegrond verklaarde en verschillende uitspraken van de Inspecteur vernietigde, maar ook enkele aanslagen en boeten handhaafde.
De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie gegrond verklaard en vernietigde de beschikking inzake heffingsrente met betrekking tot de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 1996, evenals de boetebeschikking met betrekking tot de navorderingsaanslag in de VB over het jaar 2000. Tevens heeft de Hoge Raad de uitspraken van het Hof voor het overige vernietigd, met uitzondering van enkele verhogingen en boeten die betrekking hebben op eerdere jaren. De zaken zijn verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het hof moet beoordelen in hoeverre de Inspecteur het bewijs heeft geleverd voor de opgelegde boeten en of deze boeten passend zijn.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan de belanghebbende, vastgesteld op een totaalbedrag van € 1900,95 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de eenheid van rechtspraak in belastingzaken, vooral met betrekking tot de beoordeling van boeten en heffingsrente.