ECLI:NL:HR:2011:BU4971
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Beroepsfout bij rechtshulpverlening in huurzaak en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een huurgeschil. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaten mr. J.P. Heering en mr. M.A.M. Essed, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de vraag aan de orde was of de gehuurde ruimte als bedrijfsruimte kon worden aangemerkt volgens artikel 7:290 BW. De maatschap, die als verweerder in cassatie optrad, werd vertegenwoordigd door mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt en mr. N. Eeken, advocaat bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 RO, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de zaak is behandeld door een vijfkoppige kamer onder leiding van vice-president E.J. Numann.