ECLI:NL:HR:2011:BU4912
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over cessantia-uitkering in Antillenzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een cessantia-uitkering. De verzoekster, woonachtig te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak had zijn oorsprong in een geschil dat was ontstaan in de feitelijke instanties, waarbij de beschikking van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen op 10 juni 2009 en de beschikking van het hof op 18 december 2009 relevant waren. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere beschikkingen voor het verloop van het geding.
De advocaat van de verzoekster, mr. P. Garretsen, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de verweerder in cassatie, ANALYTISCH DIAGNOSTISCH CENTRUM N.V. (ADC), werd vertegenwoordigd door de advocaten mr. N.T. Dempsey en mr. A.M. van Aerde. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De raadsheren hebben in hun beoordeling vastgesteld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.