ECLI:NL:HR:2011:BU4215

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in familierechtelijke context

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een verzoek tot cassatie van de moeder, wonende in Ierland, tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De moeder had eerder beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind waren verlengd. De vader, wonende te [woonplaats], heeft als verweerder in cassatie opgetreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep, althans tot verwerping daarvan. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder in het cassatiemiddel beoordeeld. De raadsheren oordelen dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering behoeft te worden gegeven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van de moeder verworpen.

De beschikking is openbaar uitgesproken op 9 december 2011 door de raadsheren, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van het familierecht, met name in zaken die betrekking hebben op ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/05092
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende in Ierland,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 446799/09-344 van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2009 en 13 april 2010;
b. de beschikking in de zaak met zaaknummers 200.069.610/01 en 200.069.616/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 23 augustus 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft een verweerschrift ingediend en daarbij geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep, althans tot verwerping daarvan.
De moeder heeft bij brief van 28 maart 2011 op het verweerschrift van de vader gereageerd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.