ECLI:NL:HR:2011:BU4020
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Toepassing van griffierechten in cassatie bij schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de toepassing van griffierechten in het kader van de schuldsaneringsregeling centraal stond. De verzoekster, die op 20 oktober 2009 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit hof had het verzoek van de verweerster, een van haar schuldeisers, om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, toegewezen. De Hoge Raad moest beoordelen of de verzoekster griffierecht verschuldigd was voor het indienen van haar cassatieberoep, aangezien zij de termijn voor betaling van het griffierecht had overschreden.
De Hoge Raad overwoog dat op grond van artikel 4 lid 2 van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz) geen griffierecht wordt geheven voor verzoekschriften tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling. Deze bepaling is ook van toepassing in cassatie, wat betekent dat de verzoekster in dit geval geen griffierecht verschuldigd was. De Hoge Raad benadrukte dat de ratio achter deze bepaling is om de toegankelijkheid van de schuldsaneringsregeling te bevorderen, vooral voor personen met een hoge schuldenlast die vaak onvoldoende financiële middelen hebben om griffierechten te betalen.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de verzoekster, maar bevestigt dat de regels omtrent griffierechten in deze context niet in de weg staan aan haar recht op toegang tot de rechter. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toegankelijkheid van de rechtspraak voor mensen die onder de schuldsaneringsregeling vallen, en onderstreept de noodzaak om financiële drempels te vermijden die de toegang tot rechtsbescherming kunnen belemmeren.