ECLI:NL:HR:2011:BU2128

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die in hoger beroep was gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof had op 7 juni 2011 een arrest gewezen in de zaak met het insolventienummer 07/1049 R, waarin de rechtbank 's-Gravenhage op 21 april 2011 een vonnis had uitgesproken. Verzoekster had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatierekest.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van verzoekster verworpen.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren F.B. Bakels als voorzitter, W.D.H. Asser, C.E. Drion en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de voorwaarden waaronder deze kan worden beëindigd zonder het verlenen van een schone lei aan de schuldenaar.

Uitspraak

28 oktober 2011
Eerste Kamer
11/02737
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer 07/1049 R van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 april 2011;
b. het arrest in de zaak 200.086.353/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 juni 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 28 oktober 2011.